Draghi kan de economie niet alleen vlot trekken, Paul Tang
Nu de ECB de geldpers heeft aangezet zijn banken, bedrijven en overheden aan zet, betoog ik met Henk Nijboer (financieel woordvoerder PvdA in de Tweede Kamer) in Trouw.
Al eerder speelde Mario Draghi, president van de Europese Centrale Bank (ECB), een essentiële rol om kalmte op de financiële markt te brengen. Toch kwam te veel monetaire niet goed terecht. Banken zwemmen daardoor in het geld, maar gezinnen en bedrijven blijven te vaak verstoken van krediet. Het monetaire beleid lijkt daarmee op het doorfluisterspel op school: aan het einde van de kring krijgen gezinnen en bedrijven van banken heel wat anders te horen dan wat de ECB aan het begin van de kring zei.
Door de monetaire steun tot nu toe kunnen banken inmiddels bij de ECB lenen tegen 0,05 procent en lenen aan elkaar tegen 0,33 procent. Het MKB in Nederland betaalt het tien- tot wel twintig- of dertigvoudige, als zij überhaupt al een lening krijgt. Landen lenen tegen de laagste rentes ooit (soms zelfs negatief), terwijl een veelbelovende ondernemer die voor nieuwe banen kan zorgen geen krediet kan krijgen. Dat moet anders. De nu door Draghi aangekondigde monetaire verruiming moet niet zorgen voor nieuwe bubbels op aandelen- en huizenmarkt, maar moet ten goede komen aan bedrijven en gezinnen. De economie, de arbeidsmarkt, de inflatie: ze trekken alleen duurzaam aan als de financiële instellingen die de grote hoeveelheid middelen beheren niet langer zoeken naar speculatieve beleggingen, maar naar reële investeringen waar de economie en de maatschappij wat aan hebben. Draghi heeft al vaker eerder gezegd: de ECB kan het niet alleen. Banken moeten meer krediet verstrekken, overheden moeten hervormen en investeren in economische versterking, bedrijven moeten investeren en waar mogelijk de lonen verhogen. Dit zorgt voor meer geld in de economie. Banken spelen een sleutelrol. Nu de ECB staatsobligaties van banken opkoopt veranderd hun balanssamenstelling: minder staatsobligaties, meer liquiditeiten. Die moeten zij doorgeven aan gezinnen en bedrijven. Natuurlijk moeten banken daarbij rekening houden met de vooruitzichten van gezinnen en bedrijven die een lening bij hen aanvragen. Maar die vooruitzichten hangen ook af van het beleid dat de banken zelf voeren. Banken moeten ondernemers vaker het voordeel van de twijfel gaan geven. Daarvoor moet ook de regelgeving van banken worden aangepast. Waar deze financiële instellingen voor staatsobligaties geen kapitaal als dekking hoeven aan te houden, is dit voor de leningen aan het MKB juist wel het geval. Het gevolg laat zich raden: banken grijpen de steun van centrale banken vooral aan om staatsobligaties te kopen terwijl het MKB hoge rentes moet betalen.
Lonen omhoog
Bedrijven moeten ook in beweging komen. Veel grote bedrijven potten hun geld op, terwijl het gemiddelde huishouden nauwelijks meer te besteden heeft. De loonstijging van het doorsnee huishouden blijft al jaren lang achter bij de productiviteitsgroei, terwijl het spaaroverschot van bedrijven wereldwijd toeneemt. Het is daarom de hoogste tijd dat de lonen omhoog gaan in de sectoren waar dat mogelijk is. Als huishoudens meer te besteden krijgen, profiteert ook het MKB daarvan. Tenslotte is de Europese politiek nu aan zet. Europeanen lijden onder een ongelukkige combinatie van onwil en onvermogen. Landen met knelpunten, zoals Frankrijk en Italië moeten hervormen zodat investeringen ook bij hen renderen. Landen met ruimte, zoals Duitsland, moeten investeren om hun groeivermogen te versterken. Landen met onevenwichtigheid, zoals Nederland, moeten zorgen dat kapitaal niet wordt opgepot in een bepaalde sector, maar ten goede komt aan iedereen. Het investeringsfonds van Juncker is daarom een uitnoding om te komen tot een brede stimulans voor investeringen, privaat en publiek.
Dit opiniestuk is op 26 januari 2015 verschenen in Trouw. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met: Paul Sneijder, persvoorlichter PvdA-Eurodelegatie, +32 475 386 675