Zonder Europa geen eerlijk werk, Agnes Jongerius & Emira Mujkic
Onzekere banen zetten steeds meer de toon in Europa. Werknemers voelen de hete adem in de nek van op kortetermijnwinst beluste aandeelhouders, handige apps en goedkope robots. Wie hoogopgeleid is op technisch of ICT-gebied, kan nog geen vast contract met goede voorwaarden in de wacht slepen; wie ‘vervangbaar’ geacht wordt, mag blij zijn met een nulcontract op oproepbasis. Schoonmakers hebben geen idee hoeveel uren zij volgende week kunnen werken en Uber-chauffeurs moeten genoegen met een fractie van wat ze als reguliere chauffeur verdienen. De tweedeling op de werkvloer is een feit.
Concurrentie is er overigens niet alleen tussen bedrijven. Europese lidstaten kunnen er ook wat van. De uitbreidingslanden zien goedkope arbeid als een concurrentievoordeel ten opzichte van de andere lidstaten, waardoor sociale dumping van de eigen werknemers, verdringing op de arbeidsmarkt en het risico op ondermijning van de Europese solidariteit inmiddels aan de orde van de dag zijn.
Deze neerwaartse druk op banen en lonen loopt parallel aan het oppotten van geld door het internationale bedrijfsleven. Multinationals krijgen in Nederlandse ambassades voorlichting hoe ze via Nederland minder of geen belasting kunnen betalen. Tegelijk staan vakbonden en linkse politieke partijen – door minder leden en minder contributie – buitenspel. De bedrijfswinsten stijgen al ruim twee decennia, terwijl het aandeel arbeid hierin daalt. Als je de arbeidsinkomensquote (percentage van het nationale inkomen dat dient als beloning voor arbeid) verder afzet tegen de kapitaalinkomensquote zie je dat de rente die bedrijven schuldig zijn voor het lenen van vreemd vermogen bijna niets meer voorstelt. Aandeelhouders blijven desondanks verder aansturen op kostenreductie door lagere lonen en flexibele arbeidscontracten.
Hoewel sociaal beleid een nationale aangelegenheid is, voelt de Europese Commissie zich wel zo vrij om het principe van ‘flexicurty’ als medicijn voor vrijwel elk arbeidsmarktkwaal voor te schrijven. Dit geldt zeker ook voor lidstaten die afhankelijk zijn van Europese steunprogramma’s. De Commissie moedigt Portugal en Griekenland daarbij aan om af te zijn van landelijke cao’s en deze te vervangen door bedrijfscao’s om zo de loonkosten te drukken.
Dit gaat ten koste van de organisatiekracht van bonden om zich hiertegen te verzetten. De impact van dergelijk Europees beleid heeft verregaande gevolgen. De neerwaartse druk op arbeidscontracten leidt tot een groei aan flexwerkwerkers, parttimers en zzp’ers, die minder georganiseerd en daarom weer slechtere arbeidsomstandigheden hebben.
Deze open Europese interne markt leidt tot ongelukken, zoveel is nu wel duidelijk. Het is vijf over twaalf: zelfs internationale economische instellingen als het IMF waarschuwen voor foute tendensen op de arbeidsmarkt, over toenemende ongelijkheid en een tweedeling in arbeidsvormen. Daarnaast groeit de steun voor partijen (Syriza, Podemos) en leiders (Jeremy Corbyn) die zich inzetten voor een hernieuwde sociaaleconomische politiek. Het zou doodzonde zijn om geen gebruik te maken van dit momentum. Het is tijd voor een sociaal Europa gebaseerd op een kwaliteitsstrategie voor de arbeidsmarkt. Dat kan en moet op nationaal én Europees niveau.
De eerste stap ligt bij de vakbonden in heel Europa om nieuwe manieren te zoeken om de eigen organisatiekracht te vergroten en zo betere cao-afspraken af te dwingen. Vakbonden hebben een belangrijke stempel gezet op de arbeidsverhoudingen en welvaartsstaat van de twintigste eeuw, maar zijn in deze eeuw nog zoekende. FNV Jong en de actie omtrent het minimumjeugdloon zijn een mooie aanzet, maar flexwerkers en zzp’ers moeten eveneens uit de taboesfeer. Zij zijn net zo goed onderdeel van de nieuwe arbeidsmarkt.
Om meer gewicht in de schaal te leggen bij besluitvorming is een betere samenwerking nodig tussen vakbonden en politiek. Op het moment zien we in Nederland het tegenovergestelde bij het geschil over de ambtenarencao’s tussen ministeries en de grootste vakcentrale. Dat stemt extra treurig, aangezien de PvdA en de vakbonden allebei hetzelfde willen: fatsoenlijke lonen en kwalitatief goed werk.
De PvdA dient daarom de banden aan te halen met de vakbonden. In andere Europese lidstaten gebeurt dit vaak wel. In het VK zien we zelfs dat de vakbond een cruciale rol speelt bij het kiezen van de Labour-partijleider. Natuurlijk liggen de zaken in de polder net iets anders dan in het Britse tweepartijenstelsel, maar het neemt niet weg dat de band tussen vakbond en ‘gelijkgestemde’ politieke partijen sterker moet.
Daarnaast hebben bedrijven uiteraard een grote verantwoordelijkheid. Maar het is aan de overheid om te controleren of zij zich aan de afspraken houden. Dat is lastig als lidstaten zelf regels proberen te omzeilen. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij belastingontwijking. De onderlinge concurrentie zorgt ervoor dat elk land zoveel mogelijk grote bedrijven naar zich toe probeert te trekken. Met Nederland in de voorhoede.
Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Daarom sturen wij nu vanuit Europa aan op nieuwe wetgeving, die ervoor moet zorgen bedrijven transparanter worden. Een uitgebreide rapportage moet duidelijkheid geven over alle bedrijfsoperaties per lidstaat, met tekst en uitleg over wat er aan belasting is betaald (of niet). Dit voorstel ligt op het moment onder de loep in de Europese Raad. Dit zou een eerste stap kunnen zijn op weg naar een Europese aanpak van belastingontwijking.
Bovendien moeten we de ‘race to the bottom’ op het gebied van lonen en arbeidsomstandigheden een halt toeroepen. De kracht van de EU ligt in internationale handel en bewegingsvrijheid, maar de huidige regels schieten tekort als het gaat om fatsoenlijke arbeidsomstandigheden. Om te voorkomen dat de sociale cohesie en de solidariteit tussen lidstaten verder onder druk komt te staan, zal de Commissie werk moeten maken van een sociaal Europa waar men sociale misstanden wel aanpakt en waar gelijk loon voor hetzelfde werk uitgangspunt is.
Het aangekondigde arbeidsmigratiepakket van eind dit jaar zal uitlopen op een mislukking, tenzij de Commissie de problemen met arbeidsmigratie durft te benoemen en mazen in bestaande wetgeving tracht te dichten. Alleen dan komt er een einde aan de praktijk waarbij bedrijven buitenlandse werknemers uitbuiten, nationale werknemers goedkope arbeidskrachten van de arbeidsmarkt verdrongen worden en een gelijk speelveld voor bedrijven niet bestaat.
Onder druk van de economische crisis sleutelt men op grote schaal aan arbeidscontracten, arbeidsomstandigheden en sociale-zekerheidsstelsel. De Europese samenwerking lijkt te ver doorgeschoten, met meer oog voor bedrijfswinsten dan voor de zorgen van burgers. Geen wonder dat zij zich eerder bedreigd dan gerustgesteld voelen door de EU.
Jacques Delors, grondlegger van de interne markt, zag dit project nooit los van een Europees Sociaal Model. Hij beschouwde de balans tussen de macht van het bedrijfsleven en een adequate bescherming van de werknemers als absoluut noodzaak. Het is tijd om de scheve verhoudingen weer recht te trekken. Dat is een taak van vakbonden, bedrijven, regeringen en van Europa. Een coalitie van gelijkgestemden is hierin onmisbaar. Gezien onze geschiedenis zou de PvdA, samen met het maatschappelijk middenveld, hier een voortrekkersrol in moeten spelen.
Agnes Jongerius & Emira Mujkic, Lid & beleidsmedewerker van de PvdA-fractie in het Europees Parlement
Uit Socialisme & Democratie, Jaargang 72, Nummer 5 2015