Concept inbreng werkgroep Europa voor het PvdA Europees verkiezingsprogramma
Geachte leden, en lezers,
Hierbij de vernieuwde versie van de concept inbreng verkiezingsprogramma Europa, van de werkgroep Europa van de Partij van de Arbeid.
Na de bijeenkomst van 9 augustus jl. zijn via de e-mail, de website en op de avond zelf een aantal verbeterpunten aangedragen. Wij verzoeken u deze vernieuwde versie te bekijken en u eventuele reactie voor maandag 19 augustus, 12.00 uur te melden bij de werkgroep: [email protected] en/of via de website van de Europawerkgroep van de PvdA, een bericht achter te laten.
Het bestuur PvdA werkgroep Europa
De Europese verkiezingen van 2014 vallen in een tijdperk dat de Europese Unie blijvend zal vormgeven. De EU moet kiezen welke richting ze inslaat voor de oplossing van de diepste crisis sinds haar ontstaan. De Europese Raad schuift politieke keuzes voor het herstel van de weeffouten, die bij de invoering van de euro zijn gemaakt, tot nu toe voor zich uit. De landelijke werkgroep Europa wil dat het PvdA-verkiezingsprogramma wel deze keuzes maakt en visie toont op hoe de EU de verschillende crises in de EU aan moet pakken. Hoe wil de PvdA de sociale crisis, de bankencrisis, legitimiteitscrisis en milieucrisis waarin we ons bevinden oplossen? Hoe zetten we de EU in voor het belang van de man in de straat, in plaats van de grote marktpartijen? Hoe hernemen we als een verenigd Europa het initiatief in de wereld, om deze stap voor stap een betere plek te maken om te leven en werken?
Om de programmacommissie hierbij te helpen, doen wij een aantal concrete suggesties voor de komende verkiezingen. We scheiden hierbij de (langetermijn-) visie van de concrete acties en standpunten voor in het programma.
1. Een sociale unie
Voor sociaal-democraten is solidariteit binnen de Europese Unie een vanzelfsprekend uitgangspunt. Aanvankelijk was de gedachte dat de Unie en de euro vanzelf zou leiden tot kleinere welvaartsverschillen tussen Europese landen. Kleinere verschillen zijn ook belangrijk om de stabiliteit van de muntunie te garanderen. Het tegendeel blijkt in de huidige crisis: het huidige beleid maakt de inkomensverschillen tussen landen binnen Europa steeds groter. Acties om de disbalans binnen de Unie te verkleinen moeten verder gaan dan het versterken van regionale economieën door de inzet van structuurfondsen en het uitwisselen van best practices binnen het kader van het Europese semester.
De EU is in de kern verworden tot een neoliberaal project, waarbinnen marktwerking een te grote rol krijgt toebedeeld. Niet alleen marktwerking en het voltooien van de interne markt, maar het realiseren van een rechtvaardige Europese sociale markteconomie moet het steven zijn. De Europese sociale markteconomie is gestoeld op de sociale grondrechten zoals vastgelegd in het EU-grondrechtencharter. Deze grondrechten moeten niet ondergeschikt zijn aan de vrijheden van de interne markt, maar deze juist in belang overstijgen.
– In alle Europese regelgeving moeten sociale aspecten zoals werknemersbelangen en het algemeen en sociale grondrechten, een plek krijgen. De Europese Commissie en het Hof van Justitie moet deze aspecten meewegen in haar besluiten aangaande de interne markt.
– De sociale partners moeten op Europees niveau een grotere rol krijgen, met als doel om een Europees sociaal akkoord te sluiten. Dit akkoord zal als blauwdruk dienen voor het verder realiseren van een sociale unie. Een eerste stap is het realiseren van Europese Ondernemingsraden voor bedrijven die in meerdere lidstaten opereren, met gelijke rechten als op basis van de wetten van de relevante lidstaten.
– Er zijn automatische stabilisatoren nodig tussen de eurolanden. Die zorgen voor een inkomensoverdracht van landen waar het economisch goed gaat, naar landen die in crisis of recessie verkeren. Deze solidariteit verzacht de vraaguitval en zwakt het effect van een crisis af, waar ook Nederland baat bij heeft. De vorm van de inkomensoverdracht moet maximaal bijdragen aan het verminderen van de dramatische hoge jeugdwerkloosheid in veel zuidelijke landen. Omdat de stabilisatoren automatisch en snel inwerking moeten treden, is het wenselijk dat er een Europees budget komt voor deze overdrachten.
– De Europese Centrale Bank moet investeringen in de gehele EU mogelijk maken door gecontroleerde kwantitatieve geldverruiming via het gericht opkopen van staatsobligaties. Dit is de keerzijde van de al ingezette weg van budgetcontrole en vereiste structurele hervormingen in landen waar het economisch slecht gaat. Alleen bezuinigen leidt tot een negatieve spiraal van economische krimp die de eurozone nu treft. De EU moet het 3% tekort criterium loslaten of aanvullen met andere criteria die kijken naar hervormingen en economische groei op gang helpen. Het opkopen van schuld geeft ruimte aan de lidstaten om hun begroting over een langere periode op orde te krijgen, op voorwaarde dat ze doorpakken met structurele hervormingen. Minder bezuinigen en selectieve investeringen die veel werkgelegenheid creëren bieden mogelijkheden. De economische groei krijgt een kans, zeker nu de wereldeconomie lijkt aan te trekken. Het enige ‘nadeel’ is een verhoogde inflatie, welke slecht is voor de vermogende burgers en pensioenfondsen, voordeel is dat relatieve waarde van (staats-)schulden ook lager worden.
– Een sociaal Europa int relatief meer belasting op de winst van (grote) bedrijven. Door binnen de gehele EU eenzelfde basistarief te heffen, doorbereken we de competitie tussen lidstaten in het verlagen van belasting op bedrijven. De race naar de bodem wat betreft winstbelasting heeft de belastingdruk relatief doen verschuiven richting arbeid. Kapitaal wordt over arbeid bevoordeeld, wat slecht is voor de werkgelegenheid. Alleen door dit Europees te regelen, kunnen we voorkomen dat bedrijven lidstaten tegen elkaar uitspelen, om maar een zo gunstig mogelijk vestigingsklimaat te bieden.
– Europees de strijd aanbinden tegen belastingontwijking, ook richting de belastingstelsels van derde landen, zorgt ervoor dat bedrijven een rechtvaardig aandeel betalen aan de sociale lasten in de lidstaten waar ze actief zijn.
– Vrij verkeer van werknemers en diensten is een groot goed. In een tijd van grote werkloosheid in de ene lidstaat en een tekort aan arbeidskrachten in de andere, moeten we bereid zijn op Europese schaal te denken. Dat is goed voor de economie, maar voorkomt ook het ontstaan van een verloren generatie van jonge werklozen en dus een onnodige verspilling van talent. Gebrek aan grensoverschrijdend toezicht geeft het vrij verkeer echter een schaduwzijde. Internationaal opererende bedrijven weten vaak te profiteren van de zwakke plekken in de nationale regelgeving. Dit zorgt voor oneerlijke concurrentie en ondergraaft de Europese solidariteit. Betere coördinatie tussen nationale overheden moet dit tegengaan, de Europese Unie moet hier een krachtigere rol spelen.
– Een verbetering van de interne markt is het vervangen van het oorsprongsbeginsel door het doelbeginsel: gelijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden voor wie op dezelfde plek werkt. Laat de Poolse bouwvakker werken volgens de Nederlandse regelgeving en minimumloon, als hij in Nederland werkt. Of zijn uitzendbureau toevallig in Polen geregistreerd staat, is bij het hanteren van het doelbeginsel niet meer relevant.
– Het coördineren van de niveaus van sociale voorzieningen in de verschillende lidstaten is een ander middel om een sociale unie dichterbij te brengen. Lidstaten moeten vrij zijn in de keuze hoe ze hun welvaartsstaat inrichten en de standaarden die ze daarbij hanteren, maar er moet een bepaald minimumniveau zijn. Bindende afspraken over het (minimaal) te besteden percentage van het bruto binnenlands product aan sociale voorzieningen, voorkomt concurrentievoordelen voor lidstaten op basis van een uitgeklede welvaartsstaat. Goede sociale voorzieningen in alle lidstaten zorgen voor een gezonde Europese economie en samenleving op de lange termijn.
2. Een Europese Bankenunie
De crisis heeft helder gemaakt dat het ontbreken van Europese regels voor het toezicht op banken en het afhandelen van banken in problemen een ernstige weeffout was bij de invoering van de euro. Banken werden Europees, maar het toezicht bleef nationaal. De huidige plannen/afspraken voor een bankenunie zijn echter ontoereikend om de problemen in het Europese bankwezen op te lossen.
– In de tweede helft van 2014 krijgt de ECB het toezicht over de grotere Europese banken. Wij pleitten ervoor dat álle banken onder ECB-toezicht komen. Immers. in vele Europese landen bleken ook kleine banken voor ernstige problemen te kunnen zorgen, denk aan de regionale Cajas in Spanje. Een goede bewaking van het toezicht is belangrijk, juridisch door het Europees Hof van Justitie en politiek door het Europees Parlement.
– Voor het toezicht naar Europees niveau gaat, moet er eerst een strenge onafhankelijke gezondheidstest van alle banken in Europa komen, om te voorkomen dat de ECB heel veel lijken in de kast aantreft. Dit zal -eveneens vóór de overdracht- een heikele opschoningsoperatie in gang zetten, om alle ‘zombi’-banken af te wikkelen of te herfinancieren. Dit gaat op korte termijn geld kosten, maar de gezonde financiële sector die overblijft kan de economische groei in de Europese zone weer aanwakkeren. Het is onvermijdelijk dat alle Eurozonelanden meebetalen aan deze saneringsoperatie, omdat de grootste opschoning van de financiële sector waarschijnlijk moet gebeuren in landen die hun schulden moeilijk kunnen financieren. Het is wel redelijk dat ’thuislanden’ een groter deel van de kosten dragen. Een Europese vorm van staatsschuldfinanciering (Eurobonds) zou een geschikt middel zijn om de financiering van deze uitgaven te realiseren.
– Naast de toezichthouder moet er en instantie komen die bankproblemen afhandelt. Deze instantie moet beslissen of banken failiet gaan of te redden zijn. De Commissie heeft onlangs een schets van een voorstel gelanceerd, waarbij zij zichzelf een grote rol toedicht. Dit riep in Duitsland en Frankrijk veel weerstand op. Het Commissievoorstel biedt echter een garantie tegen neigingen van landen om hun ‘nationale kampioenen’ te redden. Voor banken die met goede reden gered worden, omdat dit voordeliger is dan een faillissement of omdat de bank systeemrelevant is, moet deze Europese instantie over een budget voor leningen beschikken. Bij elke redding dragen de aandeelhouders met hun risicodragend kapitaal bij, evenals spaarders boven de €100.000,-. Dit hoort op Europees niveau thuis, om te voorkomen dat de banken overheden in armere landen nog sterker in de houdgreep houden.
– Naast het hierboven genoemde Europese hulpfonds voor banken in de problemen is er een Europees depositogarantiestelsel nodig, beiden gefinancierd met afdrachten van banken.
– Het streven is om het aantal systeemrelevante banken te verminderen tot uiteindelijk nul. Een systeembank onttrekt zich aan de tucht van de markt, kan niet failliet gaan, wat leidt tot allerlei ongewenste effecten (moral hazard). De financiële sector is pas weer echt duurzaam gezond, als het begrip systeembank niet meer bestaat. Mogelijkheden om dit te bereiken, zijn het splitsen van retail- en zakenbanken, of het juridisch isoleren (ringfencen) van handelsactiviteiten van banken.
– Banken moeten zich gaan toeleggen op het sociaal verantwoord bankieren door zich in al hun activiteiten te gaan houden aan de ‘operator principles’ bij het financieren van projecten en bedrijven. Een Europese verordening kan deze principes opleggen aan alle Europese banken en zo de financiële sector groter en socialer maken.
3. Een duurzame Unie
De dreigende klimaatscatastrofe maakt duurzaamheidbeleid tot een beleidsspeerpunt op elk niveau, ook het Europese. Alleen een grensoverschrijdende aanpak is effectief, vandaar dat duurzaamheid een prominente plek in het Europees verkiezingsprogramma verdient. Leunen op de vrijwillige acties van de lidstaten op basis van gezamenlijke doelstellingen, is niet voldoende. Zonder een gezamenlijk Europees beleid verhindert de korte termijnconcurrentie tussen de lidstaten het werken onze toekomstige welvaart.
– Centraal in de Europese strategie om een meer duurzame samenleving te creëren, staat wat ons betreft allereerst het versnellen van de energierevolutie. De huidige transitie van een economie gebaseerd op fossiele brandstoffen, naar een economie gebaseerd op duurzame energiebronnen vordert slechts langzaam. Er zijn goede redenen voor de EU om deze energierevolutie te versnellen. Duurzame energieopwekking levert veel meer banen op dan fossiele brandstoffen. Duurzame energie lijkt op het eerste oog duurder, maar het geïnvesteerde geld blijft grotendeels in de eigen economie en komt niet in (bijvoorbeeld) de Golfstaten terecht. Op lange termijn is voldoende goedkope energie essentieel voor de Europese industrie, om te concurreren met andere grootmachten, terwijl de grotendeels geïmporteerde fossiele brandstoffen steeds duurder zullen worden. Door nu voorloper te zijn in duurzame energie, qua kennis en infrastructuur, stellen we de geopolitieke energiepositie en daardoor de welvaart van ons continent op de lange termijn veilig.
– Duurzame en decentrale elektriciteitsopwekking vergen een adequaat Europees electriciteitsnetwerk. De komende periode moet de EU voldoende geld vrijmaken voor een electriciteitsnetwerk dat de fluctuaties in energie aanbod, typerend voor duurzame bronnen kan faciliteren. Een goed (grensoverschrijdend) netwerk zorgt ervoor dat overschot en vraag aan energie beter samenkomen.
– Bestaande en nieuwe Europese fondsen moeten een aanzienlijk deel reserveren voor projecten die aan energietransitie bijdragen. Innovatiefondsen kunnen onderzoekers en bedrijven helpen bij het ontwikkelen van nieuwe technieken, structuurfondsen kunnen de infrastructuur neerzetten voor duurzame energieopwekking.
– Het CO2-handelssysteem moet bedrijven werkelijk stimuleren om hun CO2-uitstoot te verminderen.
– Een tweede element van een Europese duurzaamheidstrategie betreft de wereldwijd explorerende consumptie van brandstoffen. Dit is op geen enkele manier vol te houden. Voorspoed en welzijn moeten niet afhankelijk zijn van een steeds grotere consumptie van materialen. Bovendien worden grondstoffen zoals olie steeds duurder en bepaalde grondstoffen steeds zeldzamer. De verspillingseconomie (slecht onderhoud van producten en materialen, wegwerpartikelen en voortdurende productievernieuwing) is niet toekomstbestendig, houdt een onrechtvaardige verdeling in stand en is slecht voor het milieu en onze gezondheid. De stijging van het BNP is daarom een slechte indicator voor de stijging van welzijn. Een Europese productketen benadering ook voor producten van buiten de EU kan het reccyclepotentieel benutten en een grote afvalbesparing realiseren, In zo’n ketenbeheer kan de EU recyclebaarheid afdwingen met verordeningen die gelden voor alle producten in de EU.
4. Een democratische Unie
De Europese Unie kampt met een legitimiteitscrisis en de steun onder de bevolking van de verschillende lidstaten is op een dieptepunt. De EU zal als grensoverschrijdende democratie alleen goed functioneren, indien haar instanties recht doen aan de democratische basisprincipes. Principes als een goede scheiding der machten, primaat van door het volk gekozen politici, transparante besluitvorming en openbare beraadslaging, die we op nationaal niveau kennen, verwachten we ook van de EU. De Unie is echter gegroeid vanuit een intergouvermenteel samenwerkingsverband, naar een tussenvorm met kenmerken van een federale staat en voldoet in de huidige vorm niet volledig aan de democratische basisprincipes. Het versterken van de Europese democratie is een manier om burgers het gevoel terug te geven, dat zij controle hebben over wat Europa besluit.
Logischerwijs spelen de lidstaten nog altijd een belangrijke rol, maar past hun leidende positie nog wel bij het belang van de besluiten die we in EU-verband nemen. De Europese Raad is het machtigste van alle Europese instituten en heeft het initiatief in de belangrijkste besluiten. De leden van de Raad zijn echter (veelal) niet direct gekozen, maar worden door hun parlement gecontroleerd. Doordat de vergaderingen van de Europese Raad achter gesloten deuren plaatsvinden, is er geen transparantie en het debat niet openbaar. Dit verzwakt de al getrapte legitimatie van wat de regeringsleiders besluiten in Europa, omdat het de parlementsleden en de media beperkt in hun controle. Het (publieke) debat wordt versnipperd over alle 27 lidstaten, wat de politisering van belangrijke Europese keuzes onmogelijk maakt. De eurocrisis heeft verder aangetoond dat, zeker binnen de EMU, besluiten moeizaam tot stand komen als iedere lidstaat binnen de Raad voor zijn eigen belang gaat. Dit staat effectieve besluitvorming, op basis van het gedeelde (Europese) belang in de weg.
De PvdA moet het gebrek aan steun onder de bevolking voor de EU aantrekken. Een visie op het democratiseren van de EU mag niet ontbreken. Een volwaardige parlementaire democratie, waarin het Europees Parlement bepalender is in de besluitvorming van de EU en meer macht krijgt over de Europese Commissie, verhoogt de legitimiteit van de Europese besluiten. De beraadslaging van de Europese Raad moet openbaar worden, om zo het debat transparanter te maken voor eenieder in de Unie.
Om dit te realiseren zijn verdragswijzigingen nodig, maar dit mag ons niet beperken in onze ideeën over hoe de instanties van de EU erop langere termijn moeten uitzien. De opzet van de EU is op zichzelf één van de problemen die we als partij moeten aanpakken.
– De Europese Commissie of een individuele commissaris kan alleen aanblijven als zij de steun genieten van de meerderheid van het Europees Parlement. Na iedere Europese verkiezingen stelt het Europees Parlement de Commissie samen, met leden uit alle lidstaten, met als opdracht een Europees programma waar de meerderheid van het parlement achter staat.
– Het Europees Parlement krijgt exclusief het recht van initiatief voor Europese wetgeving, de Europese Commissie krijgt de uitvoerende macht en de Europese Raad controleert wetgeving op het belang van de lidstaten en besluit op basis van gekwalificeerde meerderheid of wetgeving doorgang kan vinden.
– Er komen Europese kieslijsten, met een Europees programma, per politieke familie in het Europees Parlement.
– De Europese Raad (Raden van Ministers) worden openbare bijeenkomsten, waarvan de agenda en notulen beschikbaar zijn.
– De Europese Raad kan bij meerderheid besluiten of een onderwerp wel of niet Europees aangepakt moet worden. De regeringen krijgen daardoor controle over de subsidiariteit van beleid in de EU.
– De EU moet zich met minder zaken bezig houden en meer doen op beleidsterreinen die alleen Europees aangepakt kunnen worden. Alle trivialiteiten moeten teruggehaald worden naar het nationaal niveau, op echt Europese aangelegenheden moeten we verder durven gaan.
– Nationale parlementen moeten een grotere rol krijgen in het Europese besluitvormingsproces. Als er in 5 nationale parlementen een meerderheid voor is, kan een oranje kaart worden getrokken, waardoor er opnieuw gestemd moet worden in het Europees Parlement. Zijn 10 nationale parlementen tegen een voorstel, dan trekken ze een rode kaart, waarmee het voorstel van tafel is.
– De mandaatgevingsprocedure, waarin nationale parlementen in een debat een manifest meegeven aan de regering, voordat ze naar de Europese Raad gaat, moet voor de parlementen van alle lidstaten gelden.
– Europarlementariërs, Commissarissen en Europese ambtenaren moeten belasting gaan betalen over hun inkomsten. Ze betalen het gemiddelde tarief in de EU en het geld vloeit terug in de begroting van de EU.
5. Rol van de EU in de wereld
De Europese Unie heeft de kans om een leidende rol in de wereld op zich te nemen, als het gaat om sociale vooruitgang, stabiliteit van de financiële sector, duurzaamheid en democratie. Ondanks de gezamenlijke buitenlandcommissaris laten de lidstaten zich nog te vaak tegen elkaar uitspelen in internationaal verband. Gezamenlijk zijn de Europese landen een wereldmarkt, macht die we positief kunnen inzetten. De PvdA moet zich hardmaken voor een gecoördineerd EU-buitenlandbeleid.
– Economisch kunnen we de handelsrelaties en eisen aan Europese producten inzetten voor verbetering van arbeidsomstandigheden en mensenrechten over de hele wereld.
– Diplomatiek kan de EU door eensgezind op te treden meer bereiken en een brug vormen tussen andere wereldmachten en conflicten via de diplomatieke op te lossen.
– Militaire samenwerking zorgt dat de EU beter kan bijdragen aan het beslechten van conflicten en burgeroorlogen, met ingrijpen en het sturen van vredesmachten, wereldwijd.