Door op 6 april 2017

Fort Europa, Paul Tang

 

 

 

 

 

 

Paul Tang – Het toneelstuk van Tom Lanoye is zo’n tien jaar oud maar Fort Europa is nog altijd actueel: een grimmig stuk waarin de personages zich vastklampen aan hun eigen droom en anderen daarmee om de oren slaan. De een beschimpt de negers, en de ander bespot Amerikanen.

De een bezingt ondernemerschap en de ander verlangt naar de Nieuwe Mens. Het is een hooglied van versplintering, met een dagelijkse opvoering op sociale media. Versterkt door de crisis voelen mensen zich steeds meer op zichzelf aangewezen. De eenzaamheid van eigen verantwoordelijkheid maakt mensen wantrouwend tegenover groepen die iets van hen af kunnen pakken. De boerkini is niet los te zien van bankiersbonussen en Zwarte Piet niet van de zzp’er.

Het antwoord op de globalisering was vooral meer nadruk op markt en ruimte om te ondernemen. Het Europese model van krachtige verzorgingsstaten en een actieve overheid maakt ruimte voor een Angelsaksisch kwartaalkapitalisme.

Publieke kerntaken zijn aan de logica van de markt overgelaten. Typerend zochten de sociaal-democraten een Derde Weg, die de aloude tegenstellingen tussen kapitaal en arbeid en tussen markt en overheid vermijdt. De klassieke linkse tegenstelling werd daarmee opgegeven: arbeid en kapitaal voeren geen strijd, maar werken in elkaars verlengde. EU-lidstaten kozen niet meer tussen nationale soevereiniteit of een Europees bestuur, maar probeerden orde te scheppen via regels.

De politiek koos niet voor het eigen primaat, maar organiseerde eigen machteloosheid. De Europese 3 %-norm voor nationale begrotingen was daar het sterkste voorbeeld van. De bezuinigingen werden steeds gezocht in de onttakeling van sociale voorzieningen. Bedrijven hebben het belang van aandeelhouders vooropgezet; niet langer een trouwe familie van eigenaren maar een internationale schare van beleggers die rendement eisen.

Arbeidsverhoudingen moeten sindsdien ‘flexibel’ zijn. En minder investeringen in ontwikkeling en bijscholing van werknemers hebben op lange termijn een prijs voor de samenleving. Het kwartaalkapitalisme heeft in enkele decennia als een schimmel het Europese model aangetast. Het lijkt een tegenstelling dat juist de mensen die onzekerheid het hardst voelen, kiezen voor Le Pen, voor Brexit, voor de PVV.

Maar het wijst erop dat grote groepen mensen de verwachting hebben verloren dat de Europese politiek verandering kan brengen voor wat betreft hun sociaaleconomische situatie. Populistisch rechts richt zich op cultuur en identiteit. Dat is electoraal effectief. Maar we moeten de verleiding weerstaan hun discours van verdeeldheid en versplintering te volgen. Het is de klassieke opdracht van links aan te tonen hoe een actieve overheid het verschil kan maken in het leven van mensen, door kapitaal te knechten en de werkende te beschermen. Het vertrouwen in werkgevers moet teruggewonnen worden door de werknemer weer centraal te zetten, niet de aandeelhouder.

Fort Europa lijkt de laatste jaren alleen dichterbij gekomen. Het doembeeld is cultureel, en scherpe sociaaleconomische keuzes zijn nodig om het af te wenden. Die keuzes zullen zich vertalen in hernieuwde spanningen tussen links en rechts, zodat de burger de traditionele partijen niet langer als één pot nat kan beschouwen. We zijn sociaaleconomisch links, of we zijn niet — met zo’n beetje alle Europese sociaal-democratische partijen in zwaar weer is zoveel inmiddels wel duidelijk.