Door op 18 januari 2016

Aan de randen van de democratie – Turkije en de Europese Unie, Joost Lagendijk

 

 

 

 

 

 

Al meer dan tien jaar steunen sociaal-democraten, Groenen en links-liberalen het Turkse streven om lid te worden van de Europese Unie. Nu president Erdogan met de dag autoritairder wordt, ligt dat misschien minder voor de hand. Maar je nu afwenden van Turkije zou cynisch zijn.

De toetredingsonderhandelingen en de Europese eisen waaraan Turkije als kandidaat-lid uiteindelijk moet voldoen, werden lang gezien als de beste manier om de progressieve krachten in Turkije een handje te helpen bij het verstreken van de democratie in hun land. Een Turks lidmaatschap van de EU op termijn werd beschouwd als de best denkbare uitkomst voor beide partners: de EU heeft andere zaken aan haar hoofd en de animo voor verdere uitbreiding is verloren gegaan. In Turkije gedraagt voormalig premier en sinds 2014 president Recep Tayip Erdogan zich steeds meer als een autocratische heerser die die zich van kritiek niets wenst aan te trekken. Democratische verworvenheden werden teruggedraaid en tegengeluiden met harde hand de kop ingedrukt.
In juni van 2015 leek de dominantie van Erdogan en zijn partij, de Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) op zijn einde te lopen toen de AKP voor het eerst sinds 2002 niet in slaagde een meerderheid in het Turkse parlement te veroveren. Bij de vervroegde verkiezingen van 1 november 2015. lukte het de AKP echter toch weer voldoende stemmen te trekken om in haar eentje een regering te vormen. De komende jaren zullen Turkije en de EU het moeten doen met een uiterst zelfverzekerde president die vast van plan is door te gaan met zijn streven naar een “Nieuw Turkije”. Dat wil zeggen een Turkije waarin de opvattingen van de ene helft van de bevolking die de AKP steunt (conservatief en gelovig) steeds dwingender worden opgelegd aan de andere helft, die Erdogan in toenemde mate verafschuwt (links, liberaal , Koerdisch).
Dat roept de vraag op of de oorspronkelijke strategie van links Europa nog wel werkt. Heeft het wel zin als EU te proberen Turkije op het democratische pad te houden als Turkse leiders daar geen enkele boodschap aan lijken te hebben? Is het moreel en politiek nog langer verdedigbaar om te onderhandelen over een toekomstig EU-lidmaatschap met vertegenwoordigers van een regering die er niet voor terugdeinst om met geweld en via illegale methoden de oppositie monddood te maken? Of wordt Turkije door toonaangevende EU-landen inmiddels al lang niet meer beschouwd als kandidaat-lidstaat maar als een strategische partner die bijvoorbeeld onmisbaar is om de stroom Syrische vluchtelingen in te dammen? Op de recente EU-Turkije top van 29 november 2015 in Brussel is op Turks verzoek besloten de onderhandelingen toch weer nieuw leven in te blazen. Moet links blij zijn met het Europese opportunisme om de Turken te vriend te houden en in te stemmen met nieuwe gesprekken omdat men Ankara nodig heeft op andere terreinen? Of is het beter de gesprekken over EU-lidmaatschap voorlopig op te schorten omdat Turkije niet meer voldoet aan de basale toetredingscriteria.

Gelegenheidscoalitie

In november 2002 wint de pas een jaar daarvoor opgerichte AKP tot veler verrassing de verkiezingen. De drie partijen die de jaren daarvoor een kabinet hebben gevormd onder leiding van een sociaal-democratische boegbeeld Bülent Ecevit halen geen van alle de kiesdrempel van tien procent. Ze worden afgestraft voor hun onderlinge gekrakeel, de geur van corruptie en vooral het onvermogen de zware financiële en economische crisis van 2001 het hoofd te bieden. Alleen de streng seculiere Republikeinse Volkspartij (CHP), ooit opgericht door de stichter van het moderne Turkije, Mustafa Kemal Attatürk, slaagt er ook in zetels in het parlement te bemachtigen. De CHP is officieel een zusterpartij van de PvdA maar wordt door veel Europese sociaal-democraten beschouwd als het zwarte schaap binnen de Socialistische Internationale: veel te nationalistisch en gericht op het verdedigen van de belangen van de oude Turkse elite die sterk vertegenwoordigd is in het leger, de rechterlijke macht en de staatsbureaucratie.

ERDOGAN BEGON GOED, MAAR GEDRAAGT ZICH STEEDS MEER ALS DESPOOT

Veel linkse Turken en Europeanen weten niet goed wat ze met de nieuwkomer aan moeten. Al snel blijkt echter dat de AKP uit ander hout gesneden is dan de Islamitische fundamentalistische partijen waaruit veel van de AKP-leiders (waaronder Erdogan en de latere minister van Buitenlandse Zaken en president Abdullah Gül) voortkomen. De vrees dat de sinds 1999 met de EU gevoerde onderhandelingen over toetreding zullen worden bemoeilijkt blijkt onterecht. De door Brussel gewenste hervormingen op het gebied van democratie en mensenrechten worden versneld doorgevoerd en dat leidt binnen een paar jaar tot een aantal opmerkelijke doorbraken: de rol van de militairen in de politiek wordt teruggedrongen, marteling door politie en leger neemt zienderogen af en de Koerden krijgen stapje voor stapje meer rechten. In 2004 besluit de EU dat Turkije “in voldoende mate” voldoet aan de Kopenhagen-criteria, de Europese minimumvoorwaarden op het gebied van democratie en mensenrechten, en dat betekent dat in oktober 2005 de toetredingsonderhandelingen kunnen beginnen.
De relaties tussen de conservatieve AKP en de Europese partijen die ideologisch het dichtst bij haar staan bekoelen echter snel. Het aan de macht komen van Angela Merkel in Duitsland en Nicolas Sarkozy in Frankrijk, beiden uitgesproken tegenstanders van Turkse toetreding, leidt tot een verwijdering die gedurende de daaropvolgende jaren steeds meer verwordt tot wederzijdse afkeer. Het resultaat is een merkwaardige gelegenheidscoalitie van politieke krachten die zich inzetten voor een Turks EU-lidmaatschap: aan de Turkse kant een sociaal-conservatieve partij met economische liberale opvattingen en aan de Europese kant een combinatie van sociaal-democraten, Groenen, links-liberalen en (meestal) radicaal-links.

Samenvallende agenda’s

Na 2005 is er elk jaar wel weer een gebeurtenis of politiek initiatief dat de band tussen de AKP en Europe links verstevigd. In 2007 keert het leger zich via een verkapte couppoging tegen de verkiezing van Gül tot president. Links protesteert en de AKP plukt de vruchten van de toegenomen afkeer onder de Turkse bevolking van dit soort repressieve praktijken – en van de bloeiende economie – en wint glansrijk de verkiezingen. Gül wordt president en links Europa constateert met tevredenheid dat de hervormingsagenda’s van de AKP en de EU praktisch samenvallen.
Een jaar later proberen seculiere hardliners binnen de rechterlijke macht, daarbij gesteund door de CHP, de AKP te laten verbieden door het Constitutionele Hof vanwege de vermeende Islamitische ondermijning van de seculiere staat. De poging mislukt, maar maakt duidelijk dat de strijd voor meer democratie en een onafhankelijke rechterlijke macht nog lang niet beslist is.
In 2009 lijkt de AKP serieus werk te maken van het oplossen van twee grote problemen die Turkije al lang verdeeld houden: de Koerdische kwestie en discriminatie van de Alevieten, een liberale stroming binnen de Islam, waartoe ongeveer twintig procent van de Turken zich rekent. Het zijn wederom twee punten die hoog op de EU-lijst van gewenste veranderingen staan. Uiteindelijk komt van beide initiatieven niet veel terecht, maar het streven naar verandering verbindt de AKP en links Europa.

Toenemende twijfels

In de jaren van relatief succesvolle samenwerking en concrete stappen voorwaarts zijn er bij een deel van de van links Europa ook twijfels over de oprechtheid van de AKP. Is premier Erdogan werkelijk de democraat die hij pretendeert te zijn of heeft hij een dubbele agenda?
Ook met de kennis over de ommezwaai van Erdogan na 2011, is mijns inziens de steun van links Europa voor het beleid van de AKP in de jaren 2002-2010 verdedigbaar. De AKP is in die periode de enige partij in Turkije die bereid is een groot deel van de Europese hervormingsagenda over te nemen. De CHP steunt die lijn aanvankelijk, maar verandert in 2005 van strategie en is vanaf dat moment een blok aan het been van iedereen die de macht van de oude elite wil doorbreken en van Turkije een democratischer land wil maken. Dat geldt in nog sterkere mate voor de nationalistische MHP die na 2007 weer in het in het parlement vertegenwoordigd is. Daar komt bij dat alle etnische en religieuze minderheden (Koerden, Alevieten, niet-Moslims) met wie Europees links zich sterk verbonden voelt, gedurende de eerste regeringsperiodes van de AKP fervente voorstanders zijn van toetreding tot de EU. Ook voor hen is de AKP, ondanks allerlei ideologische meningsverschillen, de enige partij met wie ze zaken kunnen doen, hoe frustrerend dat vaak ook is.
Hoewel het tempo van de hervormingen na 2006 geleidelijk afneemt en de twijfels over de motieven van AKP toenemen, is er tot 2011 voor links in Europa simpelweg geen alternatief: alleen met behulp van de AKP kan Turkije democratischer gemaakt worden.
Die gedwongen samenwerking is ook het resultaat van de toenemende druk vanuit rechts Europa op de onderhandelingen die in 2005 zijn begonnen. Met name Sarkozy laat geen gelegenheid voorbij gaan om duidelijk te maken dat Turkije wat hem betreft nooit lid zal worden van de EU, ook niet als het land aan alle voorwaarden voldoet. Die agressieve en onredelijke tegenwerking zet kwaad bloed bij zowel de Turkse bevolking als bij Sarkozy’s tegenstanders in Europa.
Maar het zijn niet alleen uitspraken van Merkel en Sarkozy die de AKP en links Europa bij elkaar houden. Tot ergernis van beiden worden de onderhandelingen al snel na aanvang feitelijk geblokkeerd door Frankrijk en Cyprus. De EU bevriest ach hoofstukken als Turkije weigert het nieuwe EU-lid Cyprus te behandelen als iedere andere lidstaat – een gevolg van de nog steeds voortdurende tweedeling van het eiland – Frankrijk gebruikt zijn veto om nog eens vijf andere hoofdstukken te blokkeren en Cyprus doet hetzelfde met acht andere onderdelen. Gevolg is een totale stagnatie na 2010 als er bijna geen nieuwe hoofdstukken meer zijn waarover Turkije en de EU kunnen onderhandelen.
Die impasse heeft dus, voor alle duidelijkheid, niets te maken met het autoritaire optreden van Erdogan na 2011. Op dat moment had de EU zelf al iedere voortgang onmogelijk gemaakt om redenen die niets van doen hebben met de ontwikkelingen in Turkije maar alles met rechtse partijpolitiek en onopgeloste problemen op Cyprus.

Breukpunt

In 2011 wint de AKP met bijna vijftig procent van de stemmen voor de derde keer op rij de verkiezingen. Het is de beloning voor vier jaar stabiliteit, forse economische groei en toegenomen Turks zelfvertrouwen in de buitenlandse politiek. Erdogan is op het toppunt van zijn kunnen.
Dat absolute macht ook absoluut corrumpeert blijkt echter al snel. Liberale en mondige AKP-parlementariërs zijn al voor de verkiezingen van de lijst gehaald en na zijn triomf omringt Erdogan zich alleen nog maar met ja-knikkende adviseurs en bevriende conservatieve ondernemers die onderling de grote staatsopdrachten verdelen. Steeds nadrukkelijker promoot de AKP-leider de sociaal-conservatieve waarden die hem zo dierbaar zijn, maar die hij in het verleden meestal voor zichzelf hield. Kritische journalisten krijgen het steeds moeilijker. Via overnames door AKP-gezinde ondernemers komt een steeds groter deel van de media, met name tv-zenders, onder directe controle van Erdogan en zijn vertrouwelingen.

DE IMPASSE IN DE ONDERHANDELINGEN HEEFT WEING TE MAKEN MET HET OPTREDEN VAN ERDOGAN NA 2011

De echte breuk met de twee regeringsperioden daarvoor vindt echter plaats in 2013. Eerst treedt Erdogan met harde hand op tegen demonstraties rond het Gezi Park in het centrum van Istanbul. Dat aanvankelijk marginale verzet van een aantal jonge actievoerders tegen de bouw van een nieuw winkelcentrum groeit, mede als reactie op het brute optreden van de politie, uit tot een nationaal protest van iedereen die zich stoort aan het toenemend autoritaire optreden van Erdogan, die steeds vaker teruggrijpt op de oude en beproefde methode om de schuld voor al deze in de schoenen te schuiven van duistere en jaloerse Westerse krachten, die het gemunt op het zo succesvolle Turkije van de AKP.
Een paar maanden later brengt de bekendmaking van een groot aantal stevig onderbouwde corruptieaanklachten Erdogan en een deel van zijn familie en politieke vrienden in grote verlegenheid. Even lijkt hij te wankelen, maar dan gaat hij in de tegenaanval. Volgens Erdogan is dit een couppoging van de Gülen-beweging, een invloedrijke sociaal-religieuze beweging, met wie de AKP lang heeft samengewerkt om de macht van de oude seculiere elite terug te dringen. Na 2011 zijn de verhoudingen tussen Erdogan en de beweging echter bekoeld. Volgens Erdogan proberen gelieerde rechters, Officieren van Justitie en politiechefs hem nu via deze aanklacht van de troon te stoten. De getergde AKP-leider slaagt erin direct betrokkenen op non-actief te stellen en de onderzoeken stil te zetten. Daarna worden binnen een aantal maanden tienduizenden binnen de rechterlijke macht en de politie overgeplaatst of ontslagen. Regeringsgezinde media beginnen een hetze tegen iedereen die met de Gülen-beweging, inmiddels aangeklaagd als terroristische organisatie, in verband kan worden gebracht. Deze heksenjacht gaat door tot op de dag van vandaag en heeft geleid tot de sluiting of overname van volgens Erdogan verdachte banken, bedrijven, scholen, kranten en tv-zenders.

Erdogan’s alleenheerschappij

Links Europa begint na beide confrontaties steeds vaker af te vragen hoe het nu verder moet met Turkije. Op verschillende cruciale terreinen (rechterlijke macht, media) dreigen de verworvenheden van de voorafgaande tien jaar teruggedraaid te worden. De onderhandelingen met de EU zitten muurvast en mede daardoor heeft Europa elke invloed verloren. Over democratische hervormingen heeft niemand het meer in de AKP, de oppositie is nog steeds te zwak en/of politiek onaantrekkelijk om als alternatieve partner op te treden.
De situatie wordt er niet beter op als Erdogan in augustus 2014 tot president wordt gekozen als opvolger van de meer gematigde Gül, wiens terugkeer in de dagelijkse politiek, bijvoorbeeld als premier, wordt geblokkeerd door Erdogan. Het nieuwe staatshoofd laat er geen misverstand over bestaan: omdat hij als eerste president rechtstreeks is gekozen (daarvoor koos het parlement de president), zou het voor Turkije beter zijn geweest de Grondwet aan te passen aan die nieuwe situatie. Volgens Erdogan moet het huidige parlementaire systeem worden vervangen door een presidentieel systeem ‘Turkse stijl’. Wat dat precies betekent is niet helemaal duidelijk, maar dat Erdogan niet veel opheeft met de in andere presidentiële systemen gebruikelijke staat wel vast. In de afgelopen jaren namelijk hebben al die potentiele controleurs aan macht ingeboet (Rekenkamer, parlement) of zijn onder invloed van Erdogan gekomen (Justitie, media).
Dat zijn hekel aan critici inmiddels geen grenzen meer kent, blijkt onder andere uit de stortvloed van rechtszaken “wegens belediging van de president” die door Erdogan na zijn verkiezing worden geopend.

Hoop op kentering

In de aanloop naar de parlementsverkiezingen in juni 2015 maakt Erdogan, die bekendstaat om zijn strategische vernuft, echter twee cruciale fouten. Hoewel de Grondwet gebiedt dat hij zich als president neutraal opstelt, voert hij openlijk en agressief campagne voor de AKP. Belangrijkste inzet: een presidentieel systeem. Dat valt niet goed bij een deel van de AKP-achterban dat helemaal geen almachtige president wil (zeker niet als dat de steeds autoritairdere Erdogan wordt) en zich ergert aan de achteloosheid waarmee Erdogan de constitutionele beperkingen aan de kant schuift.
Erdogan’s tweede verkeerde inschatting heeft te maken met zijn poging de Koerdische kwestie voor eens en altijd op te lossen. Na twee jaar praten en onderhandelen met de gevangen PKK-leider Abdullah Öcalan, lijkt het er lang dat een doorbraak mogelijk is op het grootste hoofdpijndossier voor elke Turkse leider sinds Attatürk. Maar in het voorjaar van 2005 stolt het proces. De electorale gevolgen voor de AKP zijn desastreus: nationalistische kiezers keren de partij de rug toe, omdat Erdogan aan tafel is gaan zitten met een terrorist; veel conservatieve Koerden verlaten de AKP en kiezen voor de van oorsprong Koerdische HDP (die mede daardoor voor het eerst de kiesdrempel weet te overschrijden), omdat ze teleurgesteld zijn dat twee jaar onderhandelen niets heeft opgeleverd.
Het resultaat van die twee inschattingsfouten is de eerste electorale terugval van de AKP sinds haar oprichting. De partij wordt weliswaar de grootste, met 40 procent van de stemmen, maar haalt geen meerderheid aan zetels in het parlement. Voor het eerst is de volksvertegenwoordiging nu een getrouwe afspiegeling van de Turkse politieke vierstromenland: conservatieven (AKP), seculieren/sociaal-democraten (CHP), nationalisten (MHP) en Koerden/links/liberalen (HDP).
Links Europa hoopt, net als veel Turken, dat dit het begin van het einde is van de AKP-dominantie en dat een coalitieregering ervoor zal zorgen dat Turkije terugkeert op het hervormingspad. Dat loopt echter anders.

Toch weer AKP

Al snel blijkt dat Erdogan niets ziet in een coalitie. AKP en CHP doen wel een poging, maar niemand lijkt er echt in te geloven. Na 45 dagen zonder resultaat maakt Erdogan gebruik van zijn recht nieuwe verkiezingen uit te schrijven.
In de tussentijd zijn de omstandigheden in Turkije drastisch veranderd. In juli 2015 komen bij een zelfmoordaanslag, door een Turkse sympathisant van de Islamitische Staat (IS) tientallen linkse en Koerdische jongeren om het leven. Voor de PKK is dit de bekende druppel (veel Koerden beschuldigen de AKP er al langer van dat ze IS tolereert, om daarmee de Syrische en Turkse Koerden dwars te zitten) en in de loop van een paar weken worden tientallen agenten en soldaten vermoord. Het Turkse leger grijpt deze escalatie aan voor de start van massale bombardementen op PKK-stellingen in Turkije en Noord-Irak. Na een jarenlange wapenstilstand laait het conflict in het Zuidoosten weer in alle hevigheid op.
Een tweede IS-zelfmoordaanslag in oktober 2015 in Ankara, waarbij meer dan honderd doden vallen – weer vooral linkse activisten en Koerden – versterkt het gevoel bij veel Turken dat de jaren van geweld en instabiliteit waarvan men dacht afscheid genomen te hebben, zijn teruggekeerd. De AKP speelt hier handig op in door in de campagne te hameren op de noodzaak van een sterke regering die Turkije kan behoeden voor nog meer  geweld en de kwakkelende economie weer nieuw leven kan inblazen. De centrale verkiezingsleus is: “Stabiliteit of chaos”.
Het werkt. Op 1 november 2015 behaalt de AKP een grote overwinning. Veel nationalistische kiezers keren terug naar de partij die de PKK hard aanpakt; behoorlijk wat conservatieve Koerden hebben het helemaal gehad met de nieuwe terreurcampagne van de PKK, geven de HDP daarvan de schuld en kiezen ook weer voor de AKP; de meeste twijfelaars en nieuwe kiezers willen geen risico lopen en schatten in dat alleen de AKP in staat is Turkije met vaste hand te regeren.

Wat nu?

Veel Turken die tot de 50 procent horen die 1 november 2015 niet op de AKP gestemd hebben, zijn sindsdien uiterst pessimistisch over de toekomst van hun land. Het geloof dat het ook anders kan is keihard de grond ingeboord. Met angst en beven ziet men dat Erdogan doorgaat met zijn intimidatie van critici en andersdenkenden.
Wat moeten linkse Europeanen nu doen? Het jaarlijkse rapport van de Europese Commissie (EC) over Turkije bevestigd dat er sprake is van een serieuze terugval op meerdere terreinen. De vraag dringt zich op of Turkije nog wel voldoet aan de Kopenhagen-criteria. Veel voorstanders van Turks EU-lidmaatschap vinden het steeds lastiger weerwerk te bieden aan de druk uit rechtse en populistische hoek om de onderhandelingen met Turkije voorlopig op te schorten. Volgens artikel 5 van het in 2015 vastgestelde onderhandelingsraamwerk moet de EC daartoe het initiatief nemen “in geval van een serieuze en aanhoudende schending in Turkije van de principes van vrijheid, democratie, respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden en rechtsstaat waarop de Unie is gebaseerd”. Zijn we inmiddels op dat punt aangekomen en is business as usual niet meer mogelijk nu het geweld in de Koerdische gebieden aanhoudt en ook de laatste kritische media dreigen te verdwijnen?

LINKS EUROPA MOET DE DEUREN NAAR TURKIJE OPLATEN, HOE FRUSTREREND DAT SOMS OOK IS

Tot nu toe hebben de meeste linkse Europeanen zich uitgesproken tegen het opschorten van de onderhandelingen, omdat het wenselijk noch realistisch is. Alle direct betrokkenen in Brussel en Ankara beseffen terdege dat in dit geval uitstel vrijwel gelijkstaat aan afstel. Eenmaal stopgezet zal het praktisch onmogelijk de onderhandelingen weer op te starten als de situatie in Turkije verbetert. Hoewel de precieze regels voor de herstart door de EC moeten worden geformuleerd op het moment dat een voorstel tot opschorting wordt voorgelegd aan de lidstaten, hoef je geen ziener te zijn om te beseffen dat zeker een een aantal landen zal aandringen op unanimiteit bij de stemming over een eventuele herstart. Met andere woorden: als de boel eenmaal stilligt, kan vanaf dat moment iedere lidstaat een veto uitspreken over een nieuwe ronde onderhandelingen met Turkije. Dat betekent, gezien de huidige verhoudingen in Europa en de impopulariteit van verdere EU-uitbreiding, einde oefening.
Een tweede reden om tegen te zijn is de inschatting dat het toch nooit zal gebeuren. Dat heeft te maken met een sluipende ontwikkeling de laatste jaren waarbij voor veel lidstaten Turkije veranderd is van kandidaat-lidstaat in een strategische partner. Over Turkse toetreding maken veel politici in Berlijn en Parijs zich al een tijdje geen zorgen meer, omdat ze verwachten dat het toch nooit gaat gebeuren. Turkije heeft de laatste jaren echter steeds meer gewonnen aan strategisch gewicht voor de EU: van alternatieve energiedoorvoerder om de afhankelijk van Rusland te verminderen tot onmisbare partner in de strijd tegen IS en bij de pogingen het Syrische drama te beïnvloeden. De EU-Turkse top over vluchtelingen op 29 november 2015, is een ander voorbeeld dat duidelijk maakt dat de EU Turkije zo hard nodig heeft dat zelfs tegenstanders van toetreding bereid zijn in te stemmen met openen van nieuwe hoofdstukken. Het is absoluut niet aannemelijk dat in de nabije toekomst een meerderheid van EU-landen van die inschikkelijke houding zal afstappen. Op dit moment de deur met Turkije dichtgooien uit woede en frustratie over de repressieve politiek van Erdogan is dus niet echt een optie.

Twee sporen

Als Turkije blijkbaar zelf de onderhandelingen wil voortzetten en de EU daarmee instemt om de strategische relatie met Ankara veilig te stellen, dan zit er voor links Europa niets anders op dan er, met de nodige gezonde tegenzin, maar het beste van te maken. Dat kan door in de onderhandelingen voorrang te geven aan de grootste twistpunten tussen de EU en Turkije: de inrichting van de rechtsstaat en het garanderen van allerlei fundamentele vrijheden (hoofdstuk 23 en 24) Tijdens die gesprekken zal moeten blijken of Turkije slechts voor de vorm bereid is daarover de discussie aan te gaan of dat de nieuwe AKP-regering serieus van plan is terug te keren naar de hervormingsagenda van de eerste AKP-kabinetten.
Men kan op goede gronden betwijfelen of dat laatste zal gebeuren zolang Erdogan de lakens uitdeelt in Turkije. Daar staat tegenover dat ook de AKP-leiding weet dat de Turkse economie aanzienlijke schade zal oplopen als de onderhandelingen met de EU mislukken, omdat het perspectief op stabiliteit en voorspelbaarheid, cruciaal voor buitenlandse investeerders in Turkije, daarmee wegvalt. Ook de harde confrontatie met Rusland, waaraan voorlopig geen eind lijkt te komen, dwingt Erdogan en de AKP ertoe, of men dat nu leuk vindt of niet, weer toenadering te zoeken tot de oude Westerse ankers, de NAVO en de EU.
Om als links Europa onder die omstandigheden te weigeren de onderhandelingen met Turkije voort te zetten zou wel erg kortzichtig, ja zelfs cynisch zijn.
Een tweede argument om nu niet het bijltje erbij neer te gooien is de toegenomen aantrekkelijkheid van de tegenspelers van de AKP. De CHP was jarenlang een sektarische partij, gericht op herstel van de oude orde van voor 2002, anti-Europees en anti-democratisch. Dat is sinds een paar jaar echter langzaam aan het veranderen onder Kemal Killcdaroglu die van de CHP een echte “Europese”, sociaal-democratische partij wil maken. Links Europa heeft er alle belang bij dat proces nauwgezet te volgen en indien mogelijk in positieve zin te beïnvloeden. Datzelfde geldt voor de HDP van de charismatische Selahattin Demirtas. Voorlopers van die partij waren alleen gefocust op de Koerdische kwestie en waren volledig afhankelijk van de PKK. De HDP heeft zich bewust opengesteld voor veel linkse en liberale Turken en probeert zich geleidelijk te ontworstelen aan de greep van de Koerdische diehards. Ook die ontwikkeling verdient de steun van links Europa.
De civil society in Turkije is een andere bron van hoop en inspiratie die niet aan zijn lot moet worden overgelaten. Van onafhankelijke verkiezingswaarnemers die met tienduizenden ervoor gezorgd hebben dat manipulatie van de uitslagen in juni 2015 en november 2015 onmogelijk was, tot lokale groepen die zich verzetten tegen de aanleg van een weg dwars door een natuurgebied. Aanmoediging, steun en hulp zijn het minste dat links Europa deze activisten kan bieden en dat gaat nu eenmaal beter als je, ook op officieel niveau, de deuren openhoudt. Hoe frustrerend dat vaak ook zal zijn.

Joost Lagendijk, Columnist bij de Turkse kranten Zaman en Today’s Zaman en docent aan de Süleyman Universiteit in Istanbul. Van 1998 tot 2009 lid van het Europees Parlement voor GroenLinks. Hij is mede-auteur van “Het nieuwe Turkije, Europa’s naaste buur in perspectief” (Eburon, 2015).  

Uit Socialisme en Democratie, Jaargang 72 Nummer 6 December 2015

sd-72-06-lagendijk