Column: Kiezen voor Asscher, Marijke Linthorst
In mei volgend jaar zijn er verkiezingen voor het Europese Parlement. De opkomst voor deze is in Nederland altijd bedroevend laag. Waarschijnlijk omdat veel mensen niet kunnen overzien waar ze nu precies voor stemmen. Het ontbreekt aan een heldere keuze. Maar dit ligt die keuze voor het grijpen.
Half augustus riep Lodewijk Asscher de EU op om de regels voor het vrije verkeer van werknemers aan te passen. In een aantal sectoren worden werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt namelijk verdrongen door goedkopere arbeidskrachten uit met name Midden- en Oost-Europa. Lijnrecht hiertegenover staat het pleidooi van Guy Verhofstadt. In de Volkskrant van 28 september riep hij juist op voor het (verder) opengooien van de grenzen van de arbeidsmarkt. De weg van Verhofstadt komt neer op een shocktherapie; Asscher kiest voor bescherming van de zwakste werknemers.
Verdringing van arbeid is niet altijd negatief. Als anderen het werk beter of met meer inzet doen, kan dat een prikkel zijn voor scholing en motivatie. Dat maakt de economie concurrerender. Het ligt echter anders als de verdringing veroorzaakt wordt bodemloze concurrentie. De loonkosten in Nederland worden bepaald door ons welvaartsniveau en de kosten voor onze sociale zekerheid. De gedachte hierachter is dat werkenden een deel van hun inkomsten opzij zetten voor hun medeburgers die niet kunnen werken en voor het geval dat zijzelf zonder werk komen te zitten.
De inzet van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa die werkzaamheden verrichten als zzp’er of in dienst zijn van een bedrijf in hun vaderland, tast dit principe aan. Werkgevers (en particulieren) die gebruikmaken van deze arbeidsmigranten genieten een aanzienlijke financieel voordeel. Maar als er gemotiveerde Nederlandse vakmensen beschikbaar zijn, zoals in de bouw waar vakbekwame betonvlechters werkloos thuis zitten, kost het de Nederlandse belastingbetaler handenvol geld aan uitkeringen en misgelopen premies. Daarmee vormt deze vorm van verdringing niet alleen een bedreiging voor onze zwakste werknemers, maar ook voor onze sociale zekerheid. Dat leidt niet alleen tot onzekerheid voor mensen, maar beperkt ook de mogelijkheden voor een actief werkgelegenheidsbeleid. In het onlangs afgesloten Sociaal Akkoord vormt de sociale zekerheid de basis om mensen van werk naar werk te begeleiden.
Het kabinet benadrukt dat onze economie concurrerender moet worden. Maar concurrerender ten opzichte van wie? Het (minimum)loon in Midden- en Oost-Europa bedraagt een fractie van het (minimum)loon in Nederland. Is dat waar we heen willen? Of hechten we aan een bodem in onze beschaving? In het laatste geval is maar één oplossing: iedereen die in Nederland werkzaamheden verricht, of het nu als werknemer, als uitzendkracht of als zzp’er is, houdt zich aan de Nederlandse arbeidsvoorwaarden. Dat vraagt nogal wat: uitgebreidere handhaving, het gelijkstellen van de positie van buitenlandse en Nederlandse uitzendkrachten en de bereidheid de positie van Nederlandse en buitenlandse zzp’ers tegen het licht te houden en zo nodig aan te passen.
Instantoplossingen zijn er niet. Maar het wordt tijd dat onze nationale politici zich uitspreken over de weg die zij met de EU willen bewandelen: die van Verhofstadt of die van Asscher. Dan valt er voor ons bij de Europese verkiezingen ook echt iets te kiezen.
Marijke Linthorst is redacteur van S&D.
Uit S&D nummer 5, oktober 2013