Concept inbreng werkgroep Europa voor het PvdA verkiezingsprogramma
De Europese verkiezingen van 2014 vallen in een tijdperk die de Europese Unie blijvend zullen vormgeven. De EU zal moet kiezen welke richting ze inslaat voor de oplossing van de diepste crisis sinds haar ontstaan. Politieke keuzes voor het herstel van de weeffouten, die bij de invoering van de euro zijn gemaakt, worden tot nu toe vooruitgeschoven. De landelijke werkgroep Europa wil dat het PvdA-verkiezingsprogramma wel deze keuzes maakt en visie toont op hoe de meerdere crisis in de EU aangepakt moet worden. Hoe wil de PvdA het democratisch deficit, de bankencrisis, de sociale onrust en milieucrisis waarin we ons bevinden oplossen? Om de programmacommissie hierbij te helpen doen wij een aantal suggesties.
1. Een democratische Unie
De Europese Unie is verregaand ondemocratisch. De regeringsleiders nemen de belangrijkste besluiten in besloten vergaderingen van de Europese Raad, waarna geen volwaardige parlementaire besluitvorming en controle mogelijk is. Het Europees Parlement (EP) krijgt deze besluiten niet voorgelegd en nationale parlementen mogen ze niet wijzigen, maar alleen goed of afkeuren. Waar het om Europese belangen gaat, hoort ook een Europese democratische besluitvorming.
De keuze voor een werkelijke Europese democratie houdt in dat het primaat in de Europese besluitvorming bij het EP. komt te liggen. Zij besluit in meerderheid over Europese aangelegenheden en de Europese Commissie (of een individueel commissaris) blijft alleen aan indien hij de steun geniet van een meerderheid van het EP. Een parlementaire democratie op Europees niveau zal besluitvorming politiseren, het zal het maatschappelijk debat over Europese kwesties stimuleren en het gevoel teruggeven aan burgers dat ze directe invloed hebben op de Europese Unie.
Het EP. heeft als taak Europese besluiten te toetsen aan de belangen van het Europese volk. Nationale parlementen en Regeringen hebben de taak nationale belangen te dienen. Een te grote rol van de nationale parlementen leidt tot niet-optimale beslissingen vanuit een optelsom van nationale belangen. De Europese Raad kan besluiten tegenhouden die indruisen tegen de belangen van een aantal lidstaten. Zij kan alleen wetgeving afwijzen, niet aanpassen, dat primaat ligt bij het Europees Parlement en de Commissie. Door de Europese Raad de exclusieve bevoegdheid te geven om te beslissen over kwesties van subsidiariteit, houden de lidstaten controle over wat er wel en niet op Europees niveau wordt besloten.
2. Een Europese Bankenunie
(De crisis heeft helder gemaakt dat het ontbreken van Europese regels voor het toezicht op banken en het afhandelen van banken in problemen een ernstige weeffout was bij de invoering van de euro). Banken werden Europees, maar het toezicht bleef nationaal. De huidige plannen/afspraken voor een bankenunie zijn nog ontoereikend om de problemen in het Europese bankwezen op te lossen.
In de tweede helft van 2014 krijgt de ECB het toezicht over de grotere Europese Banken. Wij pleitten er voor dat alle banken onder ECB-toezicht komen. Immers in vele Europese landen bleken ook kleine banken voor ernstige problemen te kunnen zorgen, denk aan de regionale Cajas in Spanje. De bewaking van het toezicht moet goed worden geregeld, juridisch door het Europees Hof van Justitie en politiek door het EP.
Voor het toezicht kan worden overgedragen, moet er eerst een strenge onafhankelijke gezondheidstest van alle banken in Europa komen, om te voorkomen dat de ECB heel veel lijken in de kast aantreft. Dit zal -eveneens vóór de overdracht -een heikele opschoningsoperatie in gang zetten, om alle ‘zombi’ banken af te wikkelen of te herfinancieren. Dit gaat op de korte termijn geld kosten, maar de gezonde financiële sector die overblijft kan de economische groei in de eurozone weer aanwakkeren. Het is onvermijdelijk dat alle Eurozonelanden meebetalen aan deze saneringsoperatie, omdat de grootste opschoning van de financiële sector waarschijnlijk moet gebeuren in landen die hun schulden nu al moeilijk kunnen financieren. Het is wel redelijk dat ’thuislanden’ een groter deel van de kosten dragen. Een Europese vorm van staatsschuldfinanciering (Eurobonds) zou een geschikt middel zijn om dit te realiseren.
Naast de toezichthouder moet er een instantie komen die bankproblemen afhandeld. Deze instantie moet beslissen of banken failliet gaan of gered kunnen worden. De Commissie heeft onlangs een schets van een voorstel gelanceerd, waarbij zij zichzelf een grote rol toedicht. Dit riep in Duitsland en Frankrijk veel weerstaand op. Het Commissievoorstel biedt echter een garantie tegen neigingen van landen om hun ‘nationale kampioenen’ te redden. Voor banken die met goede redenen gered worden, omdat dit voordeliger is dan een faillissement, of omdat de bank systeemrelevant is, moet de Europese instantie over een budget voor leningen beschikken. Bij elke redding dragen de aandeelhouders met hun volledige risicodragend kapitaal bij, evenals spaarders boven de 100.000 euro. Dit moet op Europees niveau geregeld worden, om te voorkomen dat de houdgreep van banken op overheden in armere landen juist versterkt wordt. Naast een Europees hulpfonds is een Europees depositogarantiestelsel nodig, beide gefinancierd met afdrachten van banken.
3. Een sociale unie
Voor sociaal-democraten is solidariteit binnen de Europese Unie een vanzelfsprekend uitgangspunt. Aanvankelijk was de gedachte dat de Unie en de euro vanzelf zou leiden tot kleinere welvaartsverschillen tussen Europese landen. Deze verschillen moeten ook kleiner worden om de stabiliteit van de muntunie te garanderen. Het tegendeel blijkt in de huidige crisis: op het moment worden de inkomensverschillen tussen landen binnen Europa steeds groter. Acties om de disbalans binnen de Unie te verkleinen moeten verder gaan dan het uitwisselen van best practices binnen het kader van het Europese semester. De sociale partners moeten op Europees niveau een grotere rol krijgen, met als doel om een Europees sociaal akkoord te sluiten. Dit akkoord zal als blauwdruk dienen voor het realiseren van een sociale unie.
Daarnaast is er de noodzaak van automatische stabilistatoren tussen de eurolanden. Stabilisering die voor een inkomensoverdracht zorgen van landen waar het economisch goed gaat, naar landen die in crisis of recessie verkeren. Deze vorm van solidariteit verzacht de vraaguitval en zwakt het effect van een crisis af. De financiering van deze overdrachten moet samenvallen met gecontroleerde kwantitatieve geld verruiming, waarin de Europese Centrale Bank gericht staatsobligaties opkoopt met nieuw gedrukt geld. Dit is de keerzijde van de al ingezette weg van budgetcontrole en vereiste structurele hervormingen in landen waar het economisch slecht gaat. Alleen bezuinigen leidt tot een negatieve spiraal van economische krimp die de eurozone nu treft. Het 3% tekort criterium moet worden losgelaten of aangevuld met andere criteria. Omdat de stabilisatoren automatisch en snel in werking moeten treden, is het wenselijk dat er een Europees budget komt voor deze overdrachten.
Een geschikte bron is de winstbelasting op (grote) bedrijven. Een bijkomend voordeel is dat je daarmee Europa breed eenzelfde basistarief heft en daarmee de competitie tussen lidstaten door het verlagen van deze belasting doorbreekt. De race naar de bodem wat betreft winstbelasting heeft de belastingdruk relatief doen verschuiven richting arbeid. Kapitaal wordt over arbeid bevoordeeld, wat slecht is voor de werkgelegenheid.
De interne markt is de kern van de huidige Europese Unie. Niet alleen marktwerking en het voltooien van de interne markt, maar het realiseren van een rechtvaardige Europese sociale markteconomie moet het streven van de PvdA zijn. Een concrete verbetering van de interne markt is het vervangen van het oorsprongsbeginsel door het doelbeginsel. Laat de Poolse bouwvakker werken volgens de Nederlandse regelgeving en minimum loon, als hij in Nederland werkt. Of zijn uitzendbureau toevallig in Polen geregistreerd staat, is niet meer relevant.
Het coördineren van de niveaus van sociale voorzieningen in de verschillende lidstaten is een ander middel om een sociale unie dichterbij te brengen. Lidstaten moeten vrij zijn in de keuze hoe ze hun welvaartsstaat inrichten, maar er moet een bepaald minimumniveau zijn. Bindende afspraken over het (minimaal) te besteden percentage van het bruto binnenlands product aan sociale voorzieningen, voorkomt concurrentievoordelen voor lidstaten op basis van een uitgeklede welvaartsstaat. Goede sociale voorzieningen in alle lidstaten zorgen voor een gezonde Europese economie en samenleving op lange termijn.
4. Een duurzame Unie
De dreigende klimaatcatastrofe maakt duurzaamheidbeleid tot een beleidsspeerpunt op elk niveau, ook het Europese. Alleen een grensoverschrijdende aanpak is effectief, vandaar dat duurzaamheid een prominente plek in het Europese verkiezingsprogramma verdient. Leunen op de vrijwillige acties van lidstaten, op basis van gezamenlijke doelstellingen, is niet voldoende. Zonder een gezamenlijk Europees beleid, verhindert de korte termijnconcuerrentie tussen de lidstaten, het werken aan onze toekomstige welvaart.
Centraal in de Europese strategie, om een meer duurzame samenleving te creëren, staat wat ons betreft het versnellen van de energierevolutie. De huidige transitie van een economie gebaseerd op fossiele brandstoffen, naar een economie gebaseerd op duurzame energiebronnen vordert slechts langzaam.
Er zijn goede redenen voor de EU om deze energierevolutie te versnellen. Duurzame energieopwekking levert veel meer banen op dan fossiele brandstoffen. Duurzame energie lijkt op de eerste oog duurder, maar het geïnvesteerde geld blijft grotendeels in de eigen economie en komt niet in (bijvoorbeeld) de Golfstaten terecht. Op lange termijn is voldoende goedkope energie essentieel voor de Europese industrie om te concurreren met andere grootmachten, terwijl de grotendeels geïmporteerde fossiele brandstoffen steeds duurder zullen worden. Door nu voorloper te zijn in duurzame energie, qua kennis en infrastructuur stellen, we de geopolitieke energiepositie en daardoor de welvaart van ons continent op de lange termijn veilig.
Daarvoor moeten wel een aantal zaken gebeuren op Europees niveau. Hieronder drie voorbeelden van acties die genomen kunnen worden.
Duurzame- en decentrale elektriciteitsopwekking vergen een Europees elektriciteitsnetwerk. De komende periode moet de EU voldoende geld vrijmaken voor een electriciteitsnetwerk dat de fluctuaties in energie-aanbod, typerend voor duurzame bronnen, kan faciliteren. Een grensoverschrijdend netwerk zorgt ervoor dat overschot en vraag aan energie beter samenkomen.
Bestaande en nieuwe Europese fondsen moeten zoveel mogelijk geïnvesteerd worden in projecten die aan de energietransitie bijdragen. Innovatiefondsen kunnen onderzoekers en bedrijven helpen bij het ontwikkelen van nieuwe technieken, structuurfondsen kunnen de infrastructuur neerzetten voor duurzame energieopwekking.
Er moet een CO2-handelssysteem komen dat bedrijven werkelijk stimuleert om hun CO2-uitstoot te verminderen. De prijzen van van emissierechten moeten daarvoor fors omhoog, wat kan gedaan door het aantal emissierechten geleidelijk te verminderen.