Door op 28 november 2015

De toekomst van ongelijkheid, Thomas Piketty

 

 

 

 

 

 

Als de landen die de rechtsstaat hoogachten niet de handen ineenslaan zal de ongelijkheid de komende decennia drastisch toenemen. Topsalarissen meer belasten is een van de oplossingen, vermogensverschillen verkleinen een andere. Dat laatste kan via inflatie, maar raakt ook de onderkant en de middenklasse. Een wereldwijde, progressieve belasting op vermogen verdient daarom de voorkeur.  

De verdeling van inkomen en vermogen is een van de meest controversiële vraagstukken van vandaag. Het goede nieuws is dat het verschillende kanten op kan gaan. De geschiedenis leert ons dat economische krachten zowel naar meer als minder gelijkheid kunnen voeren. Welke krachten sterker blijkt is afhankelijk van welke instellingen en welk beleid we gezamenlijk kiezen.

Efficiëntie en gelijke kansen in het onderwijs combineren

Historisch gezien is de belangrijkste gelijkmakende kracht de verspreiding van kennis en vaardigheden. Maar hiervoor zijn wel onderwijsinstellingen nodig die voor iedereen toegankelijk zijn, en structurele investeringen in scholing . Neem de Verenigde Staten, een land dat in sterke mate is opgebouwd als alternatief model voor de op vermogen gebaseerde patrimoniale samenlevingen in het oude Europa. Tot de Eerste Wereldoorlog was de concurrentie van rijkdom in de VS inderdaad veel minder extreem dan in Europa. De Verenigde Staten zijn ook het eerste land dat onderwijs voor iedereen toegankelijk maakte. Maar in de loop van de twintigste eeuw draaiende die verhoudingen om en haalde Amerika Europa in qua ongelijkheid. Dat kwam allereerst doordat de turbulente periode 1914-1915 een hardhandig einde maakte aan de ongelijke vermogensdeling in Europa. Bovendien gingen Europese landen er na de Tweede Wereldoorlog toe over instellingen op te richten met een structureel egalitair en opener karakter dan die in de VS.
Dat uit zich met name in het huidige Amerikaanse onderwijssysteem, waarvan de radicale rangorde slechts verenigbaar is met het idee van gelijke kansen . Zo verdienen ouders van Harvard-studenten momenteel gemiddeld ongeveer 450.000 dollar, waarmee ze in de hoogste 2% inkomensgroep zitten. Ook opmerkelijk is de volledige afwezigheid van transparantie van selectieprocedures.
Natuurlijk bestaat ook in Europa ongelijke toegang tot hoger onderwijs. Discussies over de verdiensten van het eigen meritocratische model – of het nu gaat om de VS, Frankrijk of andere landen gaat – zijn zelden gebaseerd op grondige feitenonderzoek. De vraag hoe te komen tot een hoger onderwijssysteem dat efficiënt is en tegelijk gelijke kansen biedt, vormt wereldwijd een grote uitdaging waarvoor nog geen enkel land een adequate oplossing heeft gevonden.

Heroverweeg belasting op hoge inkomens uit arbeid

Gelijke toegang tot onderwijs is noodzakelijk, maar niet voldoende. Het garandeert niet automatisch een eerlijke en harmonieuze verdeling van inkomen en vermogen. De inkomensongelijkheid in de VS is sinds de jaren tachtig spectaculair gestegen, vooral door de ongekende explosie van de inkomens van grootverdieners. Daardoor is nu sprake van een ware scheiding tussen de topbestuurders van grote bedrijven en de rest van de bevolking. Het is natuurlijk denkbaar dat de kwaliteiten en productiviteit van die managers veel sterker toegenomen zijn dan die van andere werknemers. Maar het is waarschijnlijker – en meer in overstemming met de feiten – dat topbestuurders grotendeels de bevoegdheid hebben hun eigen salaris vast te stellen, veelal zonder dat er een duidelijke verhouding bestaat met hun productiviteit. We zien dit fenomeen voornamelijk in de Verenigde Staten en in mindere mate in Groot-Brittannië, twee landen die vanaf de jaren dertig tot begin jaren tachtig wel degelijk een toptarief kenden voor de hoogste inkomens, maar dat sindsdien hebben losgelaten. Het opleggen van een confisquerende belastingheffing aan buitensporige inkomens tijdens het interbellum was in feite een opmerkelijke Amerikaanse innovatie.

DE WERELDWIJDE GROEI ZAL IN DE EENENTWINTIGSTE EEUW LAGER ZIJN DAN HET RENDEMENT OP KAPITAAL

Bestrijding van buitensporig rendement op kapitaal

De geschiedenis leert dat toenemende ongelijkheid naast opleidings- en inkomensfactoren, op de lange termijn vooral afhankelijk is van de mate waarin het rendement op kapitaal (r) de groeivoet van de economie (g) overschrijdt. Als r groter is dan g, zoals in de negentiende eeuw het geval was en waar het ook de komende tijd naartoe lijkt te gaan, nemen de bestaande inkomensverschillen nog verder toe, zelfs tot extremere niveaus. Er zijn twee manieren waarop de economische productie kan toenemen: door bevolkingsgroei of door groei van de productie per hoofd van de bevolking (productiviteitsstijging). Wat het eerste betreft is het onwaarschijnlijk dat de bevolkingsexplosie van de afgelopen periode doorzet; de verwachting is eerder dat de totale bevolkingsgroei zich zal stabiliseren. Wat de productiviteitsgroei betreft: zelfs als we dankzij continue technologie innovaties blijvend kunnen profiteren van immateriële, schone groei, zal deze waarschijnlijk niet meer dan 1-1,5% per jaar bedragen; een niveau dat past bij dat van landen die al langere tijd op hun technologische grenzen stuiten.
Onder deze omstandigheden is het bijna onvermijdelijk dat de wereldwijde groei in de eenentwintigste eeuw aanzienlijk lager zal zijn dan het rendement op kapitaal. Er bestaat nu eenmaal geen natuurlijke drijfveren die het rendement dichter bij de groeivoet brengt. Gedurende het grootste deel van de wereldgeschiedenis kwam economische groei nauwelijks boven nul uit, terwijl het rendement op het kapitaal altijd duidelijk positief is geweest (in traditionele agrarische samenlevingen doorgaans 4-5% per jaar voor pacht). Volgens Marx tendeert de verhouding tussen kapitaal en nationaal inkomen  (de kapitaal-inkomensratio) naar oneindig, zodat het rendement uiteindelijk tot nul afneemt. Toch is die hypothese van de dalende winstmarge historisch niet uitgekomen en er is ook geen logische reden denkbaar waarom dat wel zou moeten gebeuren. Zolang vermogensbezitters een deel van hun vermogensrendement opsouperen – en dat doen ze – is er geen reden om aan te nemen dat kapitalisten  “hun eigen graf graven”. Uit de Forbes-ranglijst van miljardairs blijkt dat de rijkdom van de zeer vermogenden tussen 1987 en 2013 ruim drie keer zo snel is gestegen als de omvang van de wereldeconomie.

Argumenten voor een wereldwijde progressieve vermogensbelasting 

De divergentie tussen r en g leidt logischerwijs tot een zeer grote concentratie van rijkdom, wat onvrede teweegbrengt en onze democratische waarden en instellingen sterk ondermijnt. De ideale oplossing hiervoor zou een wereldwijde progressieve belasting op het individuele nettovermogen zijn. Zij die het speelveld betreden en vermogen beginnen te vergaren, betalen dan weinig, terwijl degenen die al miljarden bezitten zwaar worden belast. Dat bevordert de sociale mobiliteit en houdt de ongelijkheid binnen de perken. Bovendien zorgt het ervoor dat de mondiale vermogensdynamiek onder publiek toezicht komt te staan. In dat licht vormt het gebrek aan financiële transparantie en betrouwbare vermogensstatestieken waarschijnlijk een van de grootste democratische uitdagingen waar we ons voor gesteld zien. Uiteraard zijn er alternatieven – denk aan de kapitaalcontroles en het opsluiten van oligarchen zoals beproefd in China en Rusland. Maar voor landen die een internationale economische orde voorstaan en de rechtsstaat hoogachten, is een mondiale vermogensbelasting een betere optie. Een andere mogelijke oplossing is inflatie, een instrument dat in het verleden heeft geholpen de publieke schuldenlasten te verlichten. Maar inflatie tast ook de spaargelden van de minder draagkrachtige inkomensgroepen aan en fungeert onbedoeld als belasting op kleine vermogens. Een belasting op grote vermogens lijkt daarboven te verkiezen.

VS en EU moeten voortouw nemen op gebied van internationale samenwerking

Voor een mondiale vermogensbelasting is veel meer internationale samenwerking nodig. Dat is lastig, maar wel haalbaar. De VS en de Europese Unie nemen elk een kwart van het mondiale bbp voor hun rekening. Als zij er ooit in slagen met één stem te spreken, wat een grondige herziening van de disfunctionele Europese federale instellingen vereist, dan is een wereldwijde registratie van financiële bezittingen binnen bereik. Belastingparadijzen en andere landen die hun medewerking weigeren kunnen dan op passende sancties rekenen. Blijft die samenwerking uit, dan zou een steeds groter deel van de publieke opinie zich tegen de mondialisering kunnen keren en zijn heil kunnen zoeken in nationalisme en protectionisme.

Thomas Piketty, Hoogleraar economie aan Ecole d’économie de Paris en auteur van  “Le capital au XXI siécle (Editions du Seuil 2013), in het Engels verschenen onder de titel “Capital in Twenty-first Century, Harvard University Press 2014

Vertaling Asaf Lahat. De Engelstalige versie van de tekst is gepubliceerd in “Making Progressive Politics Work” een bundel essays die verscheen ter gelegenheid van een conferentie die de Wiardi Beckman Stichting organiseerde op 24 en 25 april samen met Policy Network en het Center for American Progress.

Uit S&D Jaargang 71, Nummer 3 Juni 2014

thomas_piketty_-_de_toekomst_van_ongelijkheid

Waar ben je naar op zoek?