Door op 8 december 2015

Europa is een vreemd land; de stemmen tellen daar anders, Tom Eijsbouts

 

 

 

 

 

 

Dit is het tweede artikel in een serie van vier artikelen over “De toekomst van de Europese Unie, de toekomst van de Sociale Unie en de positie van de Partij van de Arbeid in de Europese Unie”. In het tweede artikel van Tom Eijsbout, een reactie op het artikel van Adriaan Schout, over het Europees concept-verkiezingsprogramma 2014 van de Partij van de Arbeid.
Tom Eijsbout, Paul de Beer en Frank Vandenbroucke reageren op het artikel van Adriaan Schout.
Frank Vandenbroucke zal ook reageren op het artikel “Een sociaal Europa, wie is tegen?” van Paul de Beer.

Er kan en er gebeurt veel meer in Europa dan we vanuit Den Haag zien, maar het gaat daar wel anders toe dan we “thuis” gewend zijn. Het is belangrijk de Europese Unie goed te doorgronden, opdat we in staat zijn daadwerkelijk invloed uit te oefenen.

Het wordt wel over het hoofd gezien, maar de belangrijkste Europese verkiezingen bij ons zijn die voor de Tweede Kamer. Had Diederik Samsom op 12 september 2012 gewonnen, en wat scheelde het helemaal (1,7%), dan was hij nu lid geweest van het gezelschap dat de EU en Europa feitelijk regeert. Dat gezelschap is de Europese Raad van regeringsleiders. Had Job Cohen gewonnen in 2010 (0,8% verschil) dan was hij – wie weet – van die Europese regering nog steeds lid geweest.
Dan had een sociaal-democraat namens Nederland mede de leiding gehad in de bestrijding van de eurocrisis, mede de bankenunie gelanceerd, dan hadden Griekenland, Portugal en Spanje vast wat eerder lucht gekregen. Dan hadden we in Nederland een Europeaan als eerste minister gehad.
Zo kan men nog even doorgaan met het opsommen van effecten van onze nationale verkiezingen die belangrijker zijn voor Europa en voor het Nederlandse Europabeleid dan de effecten van de Europese verkiezingen volgende maand. En hetzelfde geldt overal in Europa: de Franse presidentsverkiezingen twee jaar terug waren belangrijker voor Europa dan de verkiezingen daar binnenkort voor het Europees Parlement. Idem de Duitse Bondsdagverkiezingen van 22 september vorig jaar. Zeker waren de Griekse verkiezingen parlementsverkiezingen van 17 juni 2012 voor de Unie belangrijker dan de Europese verkiezingen daar nu.
Zijn dan andersom die Europese verkiezingen bij ons volgende maand voornamelijk van nationaal belang? Zo eenvoudig is het ook weer niet. Natuurlijk is deze Europese stembusgang in eerste instantie belangrijk voor de Nederlandse politieke verhoudingen. Dat ziet iedereen direct. Maar het is geen reden om het Europees belang ervan te negeren of te geringschatten. Ga eens na: dat de Europese effecten van onze eigen Kamerverkiezingen zo groot zijn, doet toch ook niet af aan het nationale belang ervan? Nee, beide verkiezingen zijn op beide niveaus van belang.
Wel blijkt dat het Europees belang van beide verkiezingen, zowel nationale als Europese, veel minder in het oog springt dan de nationale betekenis ervan. Maar is dat zo gek? Iedereen leest verkiezingen het gemakkelijkst vanuit de intuïts en reflexen opgebouwd in het eigen politieke stelsel en in zijn vertrouwde situatie. Wie de Europese politiek wil volgen, moet daarom eerst de eigen reflexen bedwingen en zich openstellen voor contra-intuïtieve mogelijkheden, ervaringen en situaties in die sfeer.

Het verkiezingsprogramma

Dit geldt ook voor de opstellers van verkiezingsprogramma van de PvdA voor mei aanstaande, Voor een Europa dat werkt. Geen misverstand: dit programma is heel veel beter dan dat van de vorige keer. Het is helder van toon: je kunt zelfs zeggen, het klinkt als een klok. Het verlaat de cultuur van twijfel van vijf jaar terug en bekeert zich tot de Europese werkelijkheden van de Unie en de euro. Het is degelijk van inhoud. Het richt niet op enkele zomaar gekozen onderwerpen, zoals het vorige, maar stelt eenvoudig werkgelegenheid boven alles. Een geweldige verbetering.
Misschien schiet het nieuwe programma in zijn bekering zelfs wat door, met zijn al te vanzelfsprekende vertrouwen in Europa. Het krijgt wel iets van de onuitstaanbaarheid van de bekeerling en neigt te vergeten dat het Europa van de Unie toch een vreemd land is; de mensen doen de dingen daar heel anders (in een parafrase op de beroemde openingsregel van Hartley: “The past is a foreign country….”).
Daardoor laat het programma de kans liggen om de belangrijkste stroming in de partij aan te spreken die deze Unie eigenlijk niet zitten om de belangrijke stromingen in de partij aan te spreken die deze Unie niet zien zitten, die zich hoofdzakelijk blijft oriënteren op de vertrouwde nationale politieke sfeer. Het is de stroming waarvoor de Europese Unie in haar huidige condities eigenlijk een t onverbeterlijke technocratische en/of neoliberale machine is. Juist die stroming heeft een goede aansluiting bij gevoeligheden in een groot deel van het electoraat.
Zo stelt dit programma een lijst op met uitgewerkte besluitvoorstellen, zonder enig besef van de in Europa wel zeer smalle marges voor de fractie van misschien drie of vier PvdA-gekozenen in een parlement van 751 leden. Dat is een recept voor latere teleurstelling. En, belangrijker, zonder veel aandacht voor het grote verband van de hele Europese sociaal-democratische fractie van tegen de tweehonderd leden, die bij deze verkiezingen bovendien weleens nog groter en zelfs best de grootste fractie in Brussel zou kunnen worden. Zou de Europese sociaal-democratie, met haar al jaar in jaar uit ruim twintig procent van de zetels in het Europees Parlement, niet een geruststellend baken kunnen zijn in deze voor de PvdA zo onrustige en onzekere tijden?

Haagse bril afzetten

En dan de institutionele kant. In zijn kritiek op dit verkiezingsprogramma in S&D vond Adriaan Schout het te exclusief inhoudelijk, “Jammer voor degenen die houden van links-rechts-beleidsdebatten”, schrijft hij, “maar de verkiezingen van 2014 zijn vooral van institutioneel belang. Dit keer is de inzet een Europese president en regering. ‘Volgens Schout draaien deze verkiezingen erom dat het Europees Parlement de Europese Commissie in de regeringsrol wil dwingen, en dus om de vraag of dat gaat lukken.
Op de eerste gezicht heeft hij gelijk en gaat dat plannetje zelfs lukken. Op zaterdagmiddag 1 maart koos het verkiezingscongres van de Europese sociaal-democraten inderdaad de kampioen voor de verkiezingen van mei aanstaande. Martin Schulz, de winnaar wil voorzitter worden van de nieuwe Commissie. Hij kondigde een krachtmeting aan tussen het nieuwgekozen Europees Parlement en de Europese Raad (de regeringsleiders) over de opvolging van Manuel Barroso. Inmiddels hebben ook de christen-democraten en de liberalen hun paarden voor die race gekozen: Juncker en Verhofstadt.
Tot dusver woog de voordracht voor deze functie door de regeringsleiders verreweg het zwaarst. Parlementariërs hebben min of meer het ja-knikken ‘This time it’s different”, is de slogan van het Europees Parlement. Als het Parlement een van de eigen gekozen voormannen kan doordrukken, wint het weer een streep op die regeringsleiders en krijgt het meer greep op de Europese Commissie. Het gaat dan inderdaad lijken op wat de er bij ons gebeurt: de verkiezingen gaan hier feitelijk om welk fractie de grootste wordt, en de winnaar mag formeren.
Heeft Schout dan gelijk? dat dit gambiet de hoofdinzet van de verkiezingen gaat worden? Je weet het nooit zeker, maar ik denk van niet, ook al begint de kranteninkt erover al te druppelen.
Waarom niet? Om te beginnen zijn institutionele krachtmetingen, zoals deze, zelden voor het publiek zelden de grote trekkers. Ze zijn iets voor liefhebbers en voor betrokkenen, zoals Schout de regeringsleiders, de parlementariërs en de schrijver van dit stuk. De zaak zal ongetwijfeld in Brussel en in de hoofdsteden met grote inzet worden uitgevochten en tot grote opwinding leiden, maar de verkiezingen zullen vooral om inhoud gaan, en om (inderdaad) nationale thema’s, want die Europese voormannen zijn nauwelijks bekend en overigens ook weinig charismatisch.
Ten tweede, en belangrijk, vergist Schout zich mijns inziens door deze verkiezingsrace tussen partijen te lezen door de Haagse bril, alsof het erom zou gaan wie de regering van de EU mag formeren en de premier mag worden. Dat is in de EU niet aan de orde. Zelfs als Schulz de verkiezingen wint, als hij vervolgens door de Europese Raad wordt voorgedragen en als hij tenslotte door het Europees Parlement wordt verkozen tot voorzitter van de Europese Commissie, dan nog is die Commissie geen regering van de Unie en Schulz geen eerste minister. En daar gaat het in de toekomst ook niet heen. Europa is een vreemd land en de Unie werkt politiek anders dan Den Haag, nu en ook in de toekomst. Maar werken doet ze wel. Wie dat eenmaal accepteert, zal ook gaan begrijpen hoe ze werkt, en daar zelf beter werk kunnen doen.

Programma en inhoud in ruimere zin

Over zulke “institutionele” vragen gaat het tweede deel van dit stuk. Eerst, zoals het hoort, aandacht voor de inhoud, die toch de hoofdrol zal spelen. Wel is het goed om daarbij de inhoudelijke aspecten wat ruimer te nemen dan gebeurt in het verkiezingsprogramma, dat wat sterk op Haagse leest is geschoeid.
In zijn militante congrestoespraak van 16 februari zei de kersverse nationale lijsttrekker Paul Tang: “De PvdA kiest voor een scherpe bocht naar links. Wij kiezen voor een sterker en bovenal socialer Europa.” Hij beloofde bij winst van de Europese socialisten in mei, “De koers van Europa fundamenteel (te) verleggen”.
Waarop baseert Tang zijn vertrouwen dat dit kan? Hoe denkt hij dat te laten gebeuren? Daarover had men graag wat meer gehoord, temeer omdat hij in zijn overmoed heel wat verder gaat dan het verkiezingsprogram, dat de koers niet fundamenteel wil verleggen, maar Europa weer ‘in balans’ wil brengen.
De belangrijkste inhoudelijke boodschap van het nieuwe programma Voor een Europa dat werkt is dat de Europese Unie en de euro zich wel degelijk lenen voor politieke actie, verandering, hoop. “Slagen we erin om de balans in het Europa van vandaag te herstellen, dan kunnen we het Europa van morgen waarmaken”. En: “Laten we over vijf jaar vaststellen dat de Partij van de Arbeid heeft kunnen bijdragen aan het terugbrengen van de balans in het huidige Europa. Door urgente problemen te benoemen en van een oplossing te voorzien…”
Wie deze regels en de daaropvolgende lange reeks van programmatische punten bekijkt, valt het dan wel op hoe groot het aantal eisen, wensen en ideeën is van de PvdA en hoe weinig de partij zich plaatst binnen het Europese politieke veld. Zo staat er: “De PvdA wil dat er stevig toezicht komt door de Europese Centrale Bank (ECB) op de bankensector.” Alsof de PvdA-fractie van enkele personen in haar eentje ook maar iets te betekenen kan hebben. Het verband waarin ze in Brussel opereert – de sociaal-democratische fractie en de linkse vleugel van het Parlement – worden in dit stuk nauwelijks vermeld. Het bedoelde banktoezicht is inmiddels onder grote druk van de crisis geregeld in het kader van de bankenunie. Juist dezer dagen (april 2014) wordt het sluitstuk ervan vastgelegd in een wet en later in een nieuw verdrag. Het Europees Parlement heeft op het laatste moment (half maart) een doorbraak afgedwongen op de regeringen (in de ministerraad, de ‘Senaat’ van de EU) en de betrokkenheid van lidstaten bij afwikkeling van bankfaillissementen sterk beperkt.
Ook verder in het programma blijkt vreemd genoeg weinig belangstelling voor de politieke context van de partij in Brussel, noch kennis van of waardering voor wat er daar in de afgelopen jaren verzet is. Telkens is het: de PvdA wil… de PvdA vindt… Nergens wordt verwezen naar de mogelijkheden die links in het Europees Parlement als medewetgever de afgelopen jaren al heeft benut om klinkkende successen te behalen, zowel in wetgevingsoperaties als in het blokkeren van ongewenste internationale overeenkomsten.

Eigen parochie

Het is goed om in de plannen en voornemens de toon van twijfel te verlaten. Maar klinkende voorbeelden van reële politiek die in Brussel bedreven is, werken daarvoor waarschijnlijk beter. Een van de grote opdrachten voor de partij, niet alleen van dit programma maar zeker voor de komende parlementaire periode, is om vanuit de Europese politieke sfeer enige missie in eigen parochie te verrichten.
Een belangrijke stroming in de sociaal-democratie ziet de Europese Unie zoals ze nu functioneert als een onverbeterlijk vehikel voor de meedogenloze markt, dat door de bureaucraten wordt bestuurd en waarop politiek en democratie, laat staan sociaal-democratie, weinig greep hebben. Deze twee bronnen van twijfel, zo niet ongeloof: de markt en de bureaucratie, roert het programma nu niet aan, laat staan dat ze deze tegenspreekt.
Paul Kalma, een van de vertegenwoordigers van deze stroming, schreef onlangs in S&D over het “democratisch schandaal” rond de Unie: “Een serieuze discussie over de vormgeving van de Europese Unie wordt op een cruciaal moment ontweken. Kalma ziet in de Europese Unie onder het bewind van de euro een neoliberale machine die de politiek opzijschuift voor de markt. De situatie is volgens hem reddeloos, tenzij we het Stabiliteitspact herzien en/of een euro van meerdere snelheden invoeren.

Verdwijnlogica van Hayek

Deze kritiek overlapt met de kritiek volgens welke de EU een eliteproject van winnaars is, dat de “moderniteitsverliezers” aan de kant laat staan (René Cuperus en Marcel van Dam). Het is jammer dat deze fundamentele kritiek geheel terzijde gelaten wordt in het verkiezingsprogramma. Voordat je begint te lezen over de maatregelen die nodig zijn om Europa weer “in balans” te brengen, zou je willen weten waarom ook niet-leden van de elite en waarom met name de moderniteitsverliezers hun hoop juist op datzelfde Europa kunnen stellen.
Dit verhaal zou niet alleen in het kader deze verkiezingen moeten worden verteld en verdedigd, maar ook door de feiten erna. Anders gezegd: ingezet van de verkiezingen en van de Europese politiek die erop volgt is ook het denken in sociaal-democratische kring over de Unie en het optreden erin.
In Kalma’s betoog is de EU eigenlijk een verwerkelijking van de theorie van neoliberaal (avant la lettre) Friedrich Hayek uit 1939. Volgens Hayek kan de alleenheerschappij van de markt het best tot stand komen in een federatie, doordat ‘…. een op vrij economisch verkeer gebaseerde “federatie” van natiestaten een effectief middel vormt om het regulerend vermogen van die staten in te perken. Op één voorwaarde: dat de democratisch macht naar dat federale niveau verplaatst wordt. Uiteenlopende belangen en een gebrek aan onderlinge binding helpen daarbij sterk. Wanneer de vrijemarktprincipes ook nog eens juridisch zwaar verankerd worden, is een economie op liberale grondslag veiliggesteld.
Deze politieke verdwijnlogica van Hayek geldt zolang politieke en democratische capaciteit op het nationale niveau wordt ingeperkt en niet naar het hogere niveau wordt verplaatst. Wat een verkiezingsprogramma en een politieke praktijk zouden moeten laten zien is een Europese Unie, ook in haar huidige vorm en handelen niet tot deze verdwijntruc veroordeeld is. Dat zij meer is dan een technocratisch probleemoplossend bedrijf. Dat ze een politiek strijdperk is.
Je mist bijvoorbeeld het eenvoudige punt dat deze verkiezingen een massieve krachtmeting worden tussen links en rechts op Europese schaal (opkomst rond 200 miljoen kiezers!), die best door links gewonnen kan worden, Als dat gebeurt, zal het een schok over het continent jagen, en het zal een stevige opsteker kunnen zijn voor de PvdA. Maar dan moet zij daar nu wel de belangstelling voor wekken bij de kiezers, om te beginnen bij de lezers van het programma.
Na de schok zullen de Europese verkiezingen vijf jaar lang beklijven in de politieke verhoudingen in Brussel rond de het Europees Parlement. Het is waar dat zij niet leiden tot een meerderheidsregering in Brussel. Het is ook waar dat het Europees Parlement de echte macht niet naar huis kan sturen. Daar wordt graag ongelukkig over gedaan, maar is het zo erg als het lijkt? De verkiezingen voor het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden leiden niet tot een meerderheidsregering in Washington. En het Congres kan de president en zijn regering niet om politieke redenen naar huis sturen. Dit verklaart wel voor een deel de lage opkomst ook daar (vergelijkbaar met die voor het Europees Parlement), maar het zal niemand laten twijfelen over het democratische gehalte van die verkiezingen. Idem voor Europa. Bedenk liever: de Europese Unie is een vreemde democratie; verkiezingen werken daar anders uit.

DE EUROPESE UNIE IS MEER DAN EEN TECHNOCRATISCH PROBLEEMOPLOSSEND BEDRIJF

Wie de Unie ziet als een politiek strijdperk, moet haar niet voorstellen als een probleemoplossend bestuurssysteem. In het programma staat: “De afgelopen vijf jaar zijn er in gezamenlijkheid stappen gezet tot een stabiele euro en Eurozone” (p. 6). Dat is een technocratische, niet overtuigende en zelfs niet juiste beschrijving van wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Wie mensen wil overtuigen van de Unie als politiek bedrijf, schrijft niet dat er “stappen zijn gezet om te komen tot een stabiele euro”. Die schrijft, bijvoorbeeld, dat er in de afgelopen jaren in Brussel een krachtmeting is geleverd om het herstel en behoud van publiek gezag over de financiële wereld en om solidariteit tussen de lidstaten van de Unie. Hij schrijft dat de Unie in die krachtmeting overeind is gebleven; dat dit meer is dan velen van haar critici ooit hadden gedacht.; dat het Europees Parlement daarin zijn beperkte maar zekere partij heeft meegeblazen; dat het erom gaat deze campagne voort te zetten, want het is een campagne om het herstel en behoud van de publieke zaak, op nationaal én op Europees plan.
Op zichzelf brengt deze campagne voor de publieke zaak de linkse doelstellingen misschien niet altijd en direct dichterbij, maar wezenlijke voorwaarde voor politiek en zeker voor linkse politiek is ze wel.
De overleving van de euro tot dusver is voor veel economen en hun volgelingen van diverse pluimage een ongerijmdheid en zelfs bijna-onmogelijkheid. In plaats van die economen te blijven volgen in hun onheilsprofetieën (en hun missers), kan men die economische ongerijmdheden gaan lezen als een sterke aanwijzing dat de Unie weldegelijke op haar manier, een eigen politieke capaciteit ontwikkelt. Daarover gaat het volgende deel van dit stuk.

Financiële transactietaks

In het verkiezingsprogramma staat: “Er komt een Europese belasting op financiële transacties waarvan de opbrengsten terugvloeien naar de lidstaten en de pensioenfondsen worden uitgezonderd.” Op dit punt is een missie in eigen land nodig, want die belasting is in de maak tussen een aantal lidstaten, maar Den Haag doet daaraan niet mee, op aandrang van de financiële lobby en zich verschuilend achter het spookbeeld dat Brussel onze pensioenen bedreigt. Dat is erg ongelukkig. De Unie moet de overmacht van het kapitaal (financiële markten) in Europa verder blijven bestrijden, ook als dat onze nationale financiële belangen hier en daar zou raken.
De sociaal-democratie heeft immers geen kampioenen in de louter-geldeconomie, die alleen tot scherpere inkomensongelijkheid leidt. De financiële transactietaks moet iedereen van links aanspreken. Het is een probaat middel en symbool in het verkeer met de financiële windhandel. Het raakt alleen de geldeconomie en is daarom geheel op zijn plaats, alleen al gegeven de schade die deze geldeconomie aan onze publieke belangen heeft aangericht en de risico’s die zij daarvoor blijft scheppen. Anders dan geopperd in eeee moeten we de transacties van pensioenfondsen daarvan niet willen uitzonderen, want dan heeft ieder land wel zijn financiële stokpaardjes.
Ons land was en is geen frontland in de krachtmeting van de eurocrisis. Het is immers noch een groot land als Duitsland, waarvan de verantwoordelijkheid en solidariteit worden aangesproken, noch een klein land dat in de vuurlinie van de financiële markten ligt, zoals Griekenland of Ierland. Dit bezorgt ons de begripsmatige achterstand van de bestuurder aan wal. Daarom kunnen we ons blijven permitteren om de genoemde andere landen de kastanjes uit het vuur te laten halen en om zelf een halfhartigheid te manifesteren die de mensen in verwarring brengt en ons land op achterstand houdt. Geen wonder dat de steun voor de EU in dit land onverklaarbaar laag is. Het is echt nodig om een realistische kijk te ontwikkelen op wat er in Brussel en in de hoofdsteden gebeurt.

Politieke capaciteit van de Unie

Elk begrip van de politieke capaciteit van de Unie begint met de erkenning van wat zowel de euro als de Unie in haar geheel in de afgelopen jaren heeft doorstaan. De gerichte aanvallen op de euro zijn vrijwel volledig afgeslagen. Een jaar geleden durfden nog weinigen dat te voorspellen. Nu wordt nog lang niet begrepen wat er is gebeurd.
Waarom heeft die hele stoet aan deskundigen, speculanten en zelfs politici zich vergist met hun voorspellingen, weddenschappen en financiële speculaties dat de euro 2014 niet zou halen? Ze hebben zich verkeken, dat wordt tegenwoordig algemeen toegegeven, op de “politieke vastberadenheid” van de Unie en met name van de lidstaten van de euro, om de euro in stand te houden. Laat ik citeren uit de krant van januari, toen de weddenschappen vervielen en de speculanten hun schade moesten nemen: ‘Last year was the least tumultuous for the eurozone since 2009, when Greece revealed a vast hole in its books. The consensus is that 2014 will be just as claim – a view held by some who were predicting the demise of currency bloc little more than a year ago. The political will (mijn cursivering, TE) to keep the show on the road has held firm, the European Central Bank’s pledge to underpin the euro continues to save off bond market pressure, and there is the prospect of economies growing at least a little.
Dit is nu de heersende consensus, dat de Europese “political will” veel groter is gebleken dan de markten en zelfs veel Europeanen hadden bedacht. Vaak valt ook het woord “determination”,  vastberadenheid. Nu de vraag: waar huist die gebleken wil, die vastberadenheid, wie geeft daar uitdrukking aan? Ze huist op twee niveaus: op Europees niveau en op dat van lidstaten. Dat van de lidstaten zal later aan de orde komen; over het Europees niveau zijn de misverstanden het grootst.
Op dat Europees niveau, laten we zeggen “in Brussel”, zijn er weer twee instanties die in crisis de hoofdrol speelden en spelen. De belangrijkste is de Europese Raad het ‘kabinet’ van regeringsleiders. Die heeft besloten, in de woorden van Angela Merkel uit 2010 die zij sindsdien steeds heeft herhaald: wij laten niemand vallen, niemand wordt in de steek gelaten. De reeks reddingsbesluiten van Griekenland, Ierland, Portugal, sproot voort uit dat besluit en uit die politieke vastberadenheid.
De tweede instantie met een sleutelrol in deze crisis is de Europese Centrale Bank. Deze heeft in de zomer van 2012 aangekondigd om “te doen wat nodig is om de euro te redden”. Op dat moment besloten veel speculanten hun verlies te nemen, zodat het gezag van de Unie over de markten voor een tijd werd hersteld en politici de tijd kregen om de grondslagen te verstevigen. Dat zijn ze aan het doen, opnieuw, onder het gezag van de Europese Raad, het kabinet van regeringsleiders.
Men kan zich in de discussie nu wel richten op de Europese Commissie als toekomstige regering van de EU, zoals Adriaan Schout doet, maar dat lijkt me politiek naïef. Nergens heeft die Commissie een leidende rol gespeeld in de slag om het publieke gezag over de financiële markten. Dat was ook niet te verwachtten, want daarvoor mist zij eenvoudig het gewicht of gezag. Haar rol is zeer belangrijk, maar die blijft in de voorbereidende en de uitvoerende sferen. In die sferen wordt geen groot leiderschapsgezag gewonnen (en zelfs, denk ik, geen grote ‘legitimiteit’).
Nu de strijd om de euro aan zijn nasleep toe is, moet men dan niet gaan verwachten dat die Commissie in Brussel na de verkiezingen ineens wel eerste viool kan gaan spelen. Dat is volstrekt niet aan de orde. De Commissie is in het geheel beter te beschouwen als een soort superministerie van economische zaken.

IEDEREEN HEEFT ZICH VERKEKEN OP DE POLITIEKE VASTBERADENHEID VAN DE EU EN DE LIDSTATEN OM DE EURO TE REDDEN

Dat de poging van het Europees Parlement om na de verkiezingen zelf uit te maken wie de president van de Commissie wordt, dit allemaal kan veranderen is een illusie. Als de manoeuvre slaagt en de winnende lijsttrekker voorzitter van de Commissie wordt, krijgt deze president ongetwijfeld wat meer standing in de Europese Raad, waarvan hij een van de dertig leden is, maar dat is hoogstens een graduele verandering. De regeringsinstantie in de Unie is en blijft de Europese Raad.
Nu zal dit alles voor de meeste kiezers, die toch de Raad, de Europese Raad en de Europese Commissie eenvoudig door elkaar halen, nog steeds lood om oud ijzer wezen. Alleen al daarom denk ik dat Schout  zich vergist en dat de verkiezingen niet door deze kwestie zullen worden gekaapt. Maar voor wie het politieke potentieel van zijn partij in Europa wil begrijpen en uitbuiten, is die institutionele kwestie wel erg interessant. Om het heel erg kort te zeggen: als er ergens in de EU een instantie is waar grote politieke vastberadenheid blijkt te worden gemobiliseerd en waar dus ook de grote beslissingen vallen en de macht ligt, dan moet je zorgen dat je partij daarin terechtkomt.
Had dus niet Rutte maar Samsom de laatste verkiezingen bij ons gewonnen en nu in de Europese Raad gezeten, dan had hij daar zijn partij kunnen meeblazen, samen met Hollande en andere socialisten, zoals ik boven schreef. Dan was Merkel niet de enige geweest om daar het socialistische principe van subsidiariteit in Europa uit te dragen: “Wij laten niemand vallen, geen van de landen wordt losgelaten.” Samsom had dan de Nederlandse kiezers metterdaad kunnen overtuigen van het belang van de Unie als politiek strijdperk.
Omdat in de EU, zoals in elke moderne overheid, het politieke initiatief tot wetgeving feitelijk bij de regering ligt, zijn het nationale premierschap en het lidmaatschap van de Europese Raad veruit de beste weg naar verandering van het beleid in sociale richting. Dit is de miskende Europese inzet van nationale verkiezingen waarmee dit artikel opende.
De tweede beste stap naar het Europese gezag is die naar de wetgevende instanties van de EU, de Raad van ministers (de Senaat) en het Europees Parlement (volksvertegenwoordiging). De Raad komt ook uit de verschillende nationale verkiezingen voort, min of meer als bij ons de Senaat, het Parlement uit de Europese verkiezingen. Als de sociaal-democratische partij ditmaal de verkiezingen wint, wat als gezegd verre van ondenkbaar is, dan zal dit direct gevolgen hebben op onderdelen van allerlei Europese wetgeving. Maar had Tang gelijk toen hij op 16 februari zei:”….dan kunnen wij als grootste in het Europees Parlement de koers van Europa fundamenteel verleggen? Nee, zulke grote woorden moeten weer teleurstelling zaaien. De gevolgen van een uitslag in de Unie zijn niet direct en lineair zoals in een parlementair stelsel. Er komt geen coalitie met een alles beheersend regeerakkoord zoals bij ons in en in de meeste Europese landen met parlementair stelsel.
Dat betekent dat politieke successen betrekkelijk zullen zijn en in de loop van de volgende vijf jaren moeten worden bevochten, vooral door onderhandelingen in het Europees Parlement. Het doet denken aan het politieke bedrijf in de VS tussen president en Congres, of aan dat in Frankrijk bij cohabitatie. Daarom is het belangrijk dat een politieke rot als Agnes Jongerius er ten slotte mee heeft ingestemd op de lijst te komen.
Tot zover over de Brusselse vastberadenheid (in regering) en politieke vitaliteit (in wetgeving), die in hoofdzaak stoelen op nationale en ten dele ook op Europese verkiezingen. Deze kwaliteiten bleken toen een van haar centrale verworvenheden, de euro, onder vuur kwam te liggen. Het afslaan van die aanvallen eiste een indrukwekkend reeks besluiten en ingrepen en vormt een winst voor de publieke zaak, in Europa en in landen afzonderlijk. Toegegeven, het is geen winst voor de sociale en menselijke structuren en verhoudingen in de landen en in Europa, absoluut niet. Krachtmetingen van deze aard en omvang zijn vrijwel altijd destructief. Maar het is wel winst in termen van nieuwe voorwaarden om weer sociale en menselijke politiek te gaan bedrijven.

Politieke capaciteit van nationale democratieën

De tweede bron van vastberadenheid in de Unie die velen heeft verbaasd, is te vinden in de nationale overheden en democratieën van de lidstaten. Ook dat is in de eurocrisis goed te zien. Om te beginnen zijn daar de meest aangevallen landen: Griekenland, Ierland, Portugal. Er wordt meewarig over gedaan, maar een feit is dat in deze drie landen nog steeds regeringen aan de macht zijn die hun land met alle macht in de euro willen houden en die berusten op nationale verkiezingen. Het is onfatsoenlijk om daar geringschattend over te doen. Natuurlijk, het is vaak kielekiele, maar dat hoort bij democratie. Zonder het terugvechten van deze kleine nationale democratieën tegen bedreigingen van binnen en van buiten, was de slag om de euro allang verloren.
Nu hoor ik al de tegenwerpingen: maar in Griekenland gaat het toch mislopen, daar komt Syriza binnenkort aan de macht. Dat is inderdaad niet ondenkbaar. Maar inmiddels heeft de leider Tsipras van deze partij zich tot tegenstander verklaard van uittreding uit de euro. Hij wil alleen nieuwe onderhandelingen over kwijtschelding van een deel  van de Griekse schuld van €240 mrd en schermt daarbij, niet onbegrijpelijk, met het feit dat Duitsland in 1953 een groot deel van zijn oorlogsschulden kreeg kwijtgescholden. Dat is gewoon goed onderhandelen.
Ik zou ook niet bang zijn voor een winst van Syriza, integendeel. Als Tsipras (mede) aan de macht komt is dat eerder een volgende en grote stap in de vernieuwing van het Griekse politieke bestel. Dan zullen de euro en zijn crisis niet alleen in Italië en Ierland maar ook in Griekenland uiteindelijk hebben geleid tot bestuurlijke en politieke vernieuwing. Inmiddels is dezelfde Tsipras overigens tot lijsttrekker gekozen voor Europees Links, de partij van de meest linkse fractie in het EP.

IN DE EU IS GEEN EENVOUDIGE MEERDERHEID AAN DE MACHT EN ER IS OOK GEEN COALITIE MET EEN SOORT REGEERAKKOORD

Maar de belangrijkste nationale democratieën die de eurocrisis hebben bevochten zijn wel de Duitse en Franse. Zonder Merkels formidabele rol, zonder haar inzicht en omgang met de verhouding tussen Europese en nationale Duitse politiek, is het moeilijk te zien hoe dit goed was afgelopen. Zonder de Franse steun daarvoor en vooral zonder de door alles heen functionerende Duits-Franse as, evenmin.

Tot slot

Niet lang geleden ontdekte Paul Scheffer dat Europa “veel vitaler (is) dan het lijkt.” Maar hij vond in die ontdekking aanleiding om de kracht van de natiestaten beter te gebruiken en grenzen te stellen aan de EU. Ik hoop dat uit het voorgaande blijkt hoe groot het aandeel van de lidstaten is in de Unie zoals ze functioneert, al was het maar in de sfeer van de verkiezingen en hun resultaten. De lidstaten zijn dominant in de Unie. Hun regeringsleiders regeren de Unie, hun ministers en nationale vertegenwoordigers uit die lidstaten zijn daar de wetgevers. De nationale politieke partijen hebben gezamenlijke partijen gevormd en fracties in het Europees Parlement richten zich daarnaar.
De kracht van de natiestaten wordt dus volop gebruikt in Brussel. Men moet alleen weten dat de nationale regeringen samen en al die volksvertegenwoordigers bij elkaar opgeteld, een wat ander politiek bedrijf opleveren dan in de meeste lidstaten gebruikelijk is. De verkiezingen werken in Europa anders uit dan in de lidstaten.
Het vereist enige contra-intuïtieve oefeningen om te zien hoe de verkiezingen doorwerken. Twee oefeningen om mee te beginnen: ten eerste moet men de eurocrisis niet als een beleidsprobleem zien, maar als een immense krachtmeting tussen de publieke zaak op Europese schaal en de ontketende financiële markten. Ten tweede moet men proberen steeds in het politieke bedrijf van de Unie de vitaliteit te ontwaren van haar natiestaten.

Tom Eijsbouts, Redacteur S&D

Uit S&D Jaargang 71 Nummer 2 April 2014

europa_is_een_vreemd_land