Door op 15 juni 2016

Oranje licht voor Turkije, René Cuperus

 

 

 

 

 

 

Dit is het tweede artikel in een serie van vijf artikelen over Turkije, uit 2004 van René Cuperus.

De PvdA gaat veel te kritiekloos om met de toetreding van Turkije tot de EU, terwijl die grote risico’s met zich meebrengt voor Europa en Nederland. Het is megalomane overmoed om de Europese Unie te belasten met een volwaardig lidmaatschap van Turkije. Eigenlijk moeten niet de tegenstanders, maar de voorstanders tekst en uitleg geven. De gekte begint al bij diegenen die ooit het Klein-Aziatische Turkije kunstmatig tot Europees land hebben bestempeld. En bij diegenen die menen dat het niet-Arabische Turkije, met nauwe banden met Israël, beter een brugfunctie tussen het Westen en de Islamitische wereld kan vervullen dan het ‘Katholieke’ Frankrijk.
Een Turks lidmaatschap is riskant. Het bedreigt de Europese samenwerking, die zo’n schok zeer waarschijnlijk niet kan verwerken. Het Europese project is al overbelast door de recente Oostwaartse uitbreiding, met tien landen. Europa is, meer dan het al was, een reus op lemen voeten geworden. De Eurocraten lijken te zijn vergeten dat het al zeer uitzonderlijk is dat Nederlanders iets van hun nationale soevereiniteit afstaan aan het machtiger Duitsland. Over het fragiele wij-gevoel dat na de Tweede Wereldoorlog in Europa was ontstaan, dendert men nu met drie bulldozers heen. Wie denkt dat de Europese Unie zich eindeloos kan uitbreiden zonder haar ziel en legitimiteit te verspelen? Europa schrompelt ineen tot louter interne markt en een verbrokkeld samenwerkingsverband voor vrede en veiligheid. Het idee van een Europese politieke democratie is verder weg dan ooit. Die wordt de facto opgegeven. Vaarwel Europese gedachte! Wat rest zijn nog wat merkwaardige relicten  van de oude structuur, zoals het Europees Parlement en een te bemoeizuchtige Commissie.
Aan het oranje-licht dat de Europese Commissie deze maand (november 2004) aan Turkije gaf, kan men aflezen dat de zogenaamd geharnaste voorstanders van toetreding, zelf grote twijfels hebben over het eindstation van het Turkse EU-lid-maatschap. Er wordt een hypocriet spel met Turkije én met de niet ingewijde Europese bevolking, gespeeld. Men begint met veel tam-tam aan onderhandelingsproces om druk op de Turkse hervormingen te houden, maar houdt verder alle opties open, inclusief non-lidmaatschap. Er wordt zelfs openlijk met het idee gespeeld om Turkije permanent vrij verkeer van personen te ontzeggen. Daarmee implicerend dat Turkije geen volwaardig EU-lid mag worden, maar een tweederangsstatus krijgt. Zo naderen de voorstanders heimelijk de positie van de tegenstanders. Zij geven hen gelijk in hun opvatting dat Turkije voor de Europese Unie een uiterst problematisch geval is: qua land en bevolking een maatje te groot en op economisch en politiek-cultureel vlak (nog) sterk afwijkend. De rare paradox is dat hoe meer politici denken in te spelen op de gevoelens van onzekerheid bij de bevolking over Turkse toetreding – door hele zware eisen te stellen. noodremprocedures in te stellen en te roepen dat Turkije nog decennia lang ongeschikt is voor Europa – hoe meer ze de burgers in hun angst en verontrusting juist bevestigen.
Tot nu toe hebben overwegingen van buitenlandse politiek in het debat gedomineerd. De Turkse toetreding was het ‘speeltje van Eurocraten en buitenlandspecialisten’, ook in de PvdA. Zelfs dan valt niet te begrijpen waarom gelet op de actuele mensenrechtensituatie in Turkije, het besluit over toetreding toch weer te snel is gevallen. Het is teleurstellend dat de PvdA met zijn sterke traditie op mensenrechtengebied (Max van der Stoel) en vrouwenemancipatie (Joke Kool-Smit) minder kritisch is dan het CDA op het van de schending van de mensenrechten. Zo meldt Amnesty International als schokkend gegeven dat een derde (sic!) van de Turkse vrouwen te maken heeft met enige vorm van mishandeling en onderdrukking.
En dan zijn er voor Duitsland en Nederland, de landen met grote Turkse migrantengemeenschappen, nog binnenlandse risico’s. Daarvoor bestaat weinig urgentiegevoel. Men ontkent dat een Turks lidmaatschap tot nieuwe migratie leidt, of men zegt: “Dat dit juist goed is tegen de vergrijzing”. Maar onze grote steden kunnen een golf van arme migranten niet nog een keer aan. De PvdA moet zich niet opnieuw stoten aan dezelfde steen: ‘de ondermijning van de nationale solidariteit van de verzorgingsstaat door iets te hard van stapel te lopen met de internationale solidariteit’.
Valt er van de Unie nog enthousiasmerend, coherent project te maken, nu ‘Europa’ steeds weer voor andere hoge doelen – eerst de Frans-Duitse rivaliteit, dan het IJzeren Gordijn, nu weer de confrontatie met de Islam – wordt ingezet? Ik hecht groot belang aan geopolitiek strategeo, maar de VS maken van Irak, Mexico en Taiwan toch ook geen Amerikaanse staten als Ohio en Wyoming, met stemgewicht in het Congres? Europa kent een naïeve en onverantwoordelijke opvatting van vredes- en veiligheidsbeleid: ‘Het zet zijn eigen existentie en slagkracht steeds opnieuw op het spel.

René Cuperus is Senior medewerker Wiardi Beckman Stichting

Uit Socialisme en Democratie, 10-11 2004

cuperus_rene_interventie_oranje_licht_voor_turkije_sd2004-10-11