Door op 10 maart 2015

Sociaal ondernemerschap, maar dan echt, Bert Otten

 

 

 

 

 

Al onze buurlanden hebben degelijke wetgeving die goed gedrag van bedrijven stimuleert. Maar in Nederland stelt sociaal ondernemen maar weinig voor. En het kabinet kijkt nog altijd de kat uit de boom. Dat moet veranderen.

In het sociaal akkoord stonden mooie banenafspraken, maar helaas worden ze niet waargemaakt. Ondanks een licht herstellende arbeidsmarkt blijft het aantal mensen in de bijstand stijgen. Nederland kent nu 434.000 bijstandsgerechtigden, waarvan de helft langer dan drie maanden werkzoekend is. Er zijn twee manieren om over oplossingen na te denken. Beter doen wat we vroeger ook al eens deden óf nieuwe plannen verzinnen. Beter doen wat we vroeger ook al deden heet ook wel ‘retro-innovatie’. Het gaat over beleid dat werkte, maar dat door de vernieuwingsdrang ten onrechte aan de kant blijkt gezet. Nieuwe plannen gaan vooral over socialer ondernemen. Beide manieren zullen in dit stuk besproken worden.

Retro-innovatie

Bij retro-innovatie kun je denken aan de wijkverpleegkundige of de terugkeer van de mts en de meao. Ook bij het arbeidsmarktbeleid heeft zo’n aanpak zin. Paul de Beer spreekt in dit verband van vergeten recepten voor een arbeidsmarkt in crisis. Recepten die een 2.0 status verdienen zijn: het jeugdwerkgarantieplan waar iedere werkloze jongere onder de 25 recht heeft op een baan of opleiding: de arbeidspoolregeling waar voor werk in het publieke domein gebruik wordt gemaakt van uitkeringsgerechtigden en leerlingen van het centrum vakopleiding; een laagdrempelige voorziening voor om-, her- en bijscholing; en tot slot een gerichte afdrachtskorting waarbij ondernemers mensen in dienst nemen die minder dan 115% van het minimumloon verdienen.

Sociaal ondernemerschap

Maar we moeten vooral vooruitkijken en nieuwe richtlijnen ontwikkelen. De belangrijkste nieuwe richting is het sociale ondernemerschap. Terwijl de werkgelegenheid in het reguliere mkb tussen 2012 en 2014 daalde, wisten ondernemingen die de maatschappelijke missie van hun bedrijf voorop stellen en waarvoor geld verdienen van secundair belang is, in het afgelopen jaar een werkgelegenheidsgroei van maar liefst 12% te realiseren. Deze sociale ondernemingen leveren vaak innovatieve diensten en producten en zien volop kansen om verder te groeien. Neem bijvoorbeeld Taxi-Electric: een taxibedrijf dat uitsluitend rijdt met elektrische auto’s en werkt met chauffeurs die daarvoor langdurig werkloos waren.
Of neem Van Hulley. “Verbeter de wereld, begin een bedrijf”, dacht sociaal-ondernemer Jolijn Creutzberg toen zij in 2012 haar onderneming in Groningen startte. Van een versleten overhemd dat te bijzonder is om weg te gooien worden in het naaiatelier van Van Hulley persoonlijke boxershorts gemaakt. De boxershorts worden gemaakt door vrouwen die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Ze combineren hun werk met een vakopleiding aan het roc. Een uniek bedrijfsconcept: duurzaam, sociaal en persoonlijk. Er werken nu dertien uit de bijstand afkomstige vrouwen die voor het merendeel alleenstaande moeders zijn. Zonder Van Hulley zouden ze nu nog in de bijstand zitten. Het betekent veel voor de vrouwen om te werken. Het maakt ze trots en geeft hun meer zelfvertrouwen. “Vroeger durfde ik in de winkel niemand aan te spreken, nu vraag ik het gewoon als iets wil weten,” gaf één van hen aan.
Creutzberg heeft bewust gekozen voor een bv als rechtsvorm, omdat Van Hulley een onderneming is die tegelijk de maatschappij wil helpen en geld wil verdienen. Ze heeft niet zozeer behoefte aan (nieuwe) subsidieregelingen. Het kost haar erg veel tijd en kennis om aanvragen in te dienen. Tijd die ze beter kan gebruiken om haar bedrijf ter versterken.
‘Liever een cadeaubon voor een Van Hulley in het kerstpakket van een gemeente of ministerie dan een subsidiepot waar ik een aanvraag kan doen om mijn kosten te dekken,’ aldus Creutzberg. Ze pleit voor een overheid die meedenkt, consistent is en een slinger kan geven aan het bevorderen van het sociaal ondernemerschap in Nederland. Dat kan door meer bekendheid aan sociaal ondernemerschap te geven, aantrekkelijke inkoopvoorwaarden te scheppen, zorgen voor een gunstig fiscaal regime en het invoeren van een label voor dit ondernemerschap zoals ze dat ook in andere Europese landen kennen.

Ontwikkelingsland

Zover is het nog lang niet. In tegenstelling tot verschillende Europese landen kennen we in Nederland geen wettelijke definitie of eigen rechtspersoonlijkheid voor een sociale onderneming. In de praktijk is er een onderscheid te maken tussen sociale ondernemingen waar het realiseren van maatschappelijke impact centraal staat en sociale ondernemingen die zich vooral richten op de reïntegratie van mensen die een kwetsbare positie hebben op de arbeidsmarkt. Deze eerste groep ondernemingen wordt ook wel aangeduid als ‘social enterprise’, de tweede ook als ‘social firm’, Voor beiden geldt dat het private ondernemingen zijn die, in tegenstelling tot sociale werkvoorzieningsbedrijven of zorginstellingen met arbeidsmatige dagbesteding, financieel zelfvoorzienend zijnen in beperkte mate afhankelijk zijn van subsidies en giften.

“SOCIALE ONDERNEMINGEN WISTEN DE AFGELOPEN TWEE JAAR EEN WERKGELEGENHEIDSGROEI VAN MAAR LIEFST 12% TE REALISEREN”

Social Enterprise NL, het platform voor sociale ondernemingen in Nederland stelt dat een social enterprise primair een maatschappelijke missie heeft. Haar doelstellingen worden gerealiseerd als de onderneming naast de hierboven beschreven doelstellingen op een sociale manier geleid wordt. Social enterprises komen als besloten vennootschap, stichting of coöperatie voor. De coöperatie heeft als rechtsvorm een grote ‘gunfactor’ vanwege de sociale dimensie ervan. We zien de laatste jaren dan ook een sterke opkomst van coöperatief ondernemen van energiecoöperaties en burgercoöperaties tot zorgcoöperaties.

In het Verenigd Koninkrijk is voor dit soort ondernemingen een speciale rechtsvorm in het leven geroepen de Community Intrest Company  (CIC). Deze CIC kunnen aanspraak maken op de ‘social investment tax relief’, een fiscale stimuleringsmaatregel. Volgens de Britse regering telt het Verenigd Koninkrijk nu naar schatting 70.000 social enterprises. Ze dragen meer dan 185 mrd pond aan de Britse economie en er werken ruim één miljoen mensen.

“DE NEDERLANDSE ECONOMIE STIMULEERT SOCIAAL ONDERNEMERSCHAP NAUWELIJKS”

Met het aantreden van het centrum-linkse kabinet-Ayrault in 2012 is in Frankrijk ook het sociaal ondernemerschap op de kaart gezet. Er is een variant van de coöperatie in het leven geroepen die specifiek gericht is op het bevorderen van lokaal sociaal ondernemerschap, ‘la société coöpérative d’intérét collectif’. Onlangs is er bovendien een label voor sociaal ondernemerschap geïntroduceerd. Ook de Verenigde Staten kennen een eigen ondernemingsvorm voor sociaal en duurzaam ondernemen: de ‘benefit corporation’. In negentien Amerikaanse staten bestaat inmiddels specifieke wetgeving voor deze ‘B Corps’.
Helaas manifesteert Nederland zich in Europa nog niet als een innoverend land. Nederland kent nu naar schatting tussen de vier- en vijfduizend sociale ondernemingen. Hun bijdrage aan onze economie is nog bescheiden en deze sociale ondernemingen zijn nogal onzichtbaar. In tegenstelling tot vele andere Europese landen ontbreekt het in Nederland dan ook aan gericht overheidsbeleid dat dit soort ondernemerschap stimuleert.
Tijdens het grote Social Business Initiative Event afgelopen jaar in Straatsburg was het opvallend dat vanuit Nederland geen inhoudelijke bijdrage aan het programma werd geleverd. Ook op lokaal niveau, waar de kansen voor sociaal ondernemerschap zich vooral voordoen, is helaas veelal nog sprake van een afwezige overheid. ‘The black hole’ worden we inmiddels in Europa genoemd als het gaat om sociaal ondernemerschap. Het verhaal van Creutzberg laat nog eens zien dat Nederland nog een ontwikkelingsland is als het gaat. We laten hierdoor kansen liggen om werkelijk verdere stappen te zetten.

We moeten naar een brede agenda voor een inclusive arbeidsmarkt, en het sociaal ondernemerschap kan hier een belangrijke pijler van zijn. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat sociale ondernemingen als afvoerputje voor de WAO, Wajong en sociale werkvoorziening worden gebruikt. Wat moet er gebeuren? Vier aanbevelingen:

* Uit de Social Enterprise Monitor 2014 blijkt dat de grootste behoefte onder sociale ondernemers herkenning en erkenning is. Van overheden wordt verwacht dat ze meedenken, voorwaarden scheppen en co-creëren. Dit vraagt om een cultuuromslag. Van een terugtrekkende en onzichtbare overheid naar een overheid die samen met ondernemers en maatschappelijke organisaties campagnes opzet om sociaal ondernemerschap te bevorderen en consumenten en investeerders een duwtje in de goede richting te geven. De ervaringen in diverse landen zijn inspirerend.

* Het belangrijkste obstakel voor verdere groei van sociale ondernemingen is de moeilijke toegang tot de financiering. Sociale ondernemingen hebben behoefte aan risicokapitaal, start- en groeikapitaal. Banken zijn helaas veelal terughoudend. Overheden kunnen samen met banken werken aan vormen van zachte leningen. De onlangs in Nederland geïntroduceerde ‘social impact bonds’ kunnen hieraan bijdragen.

* Nagenoeg alle gemeenten gebruiken nu bij aanbestedingen een ‘social return’-clausule. Maar de huidige vorm is veelal nog onvoldoende afgestemd op sociale ondernemingen. Met meer creativiteit op dit terrein kunnen ondernemingen als Van Hulley hun bedrijf vergroten en een impuls geven aan de lokale economie. In het Verenigd Koninkrijk bestaat sinds kort de ‘Social Value Act’. Deze wet verplicht overheden bij inkoop van diensten en producten te kijken naar de maatschappelijke impact. Voor Nederland kan dit een interessante optie zijn.
Daarnaast is de overheid ook in staat markten te reguleren. Een markt die hier echt om vraagt is die van de persoonlijke dienstverlening. Als onderdeel van de sociale economie is in België een dienstenchequesysteem ontwikkeld. Inmiddels steunt ook de vakbeweging de introductie van een dergelijk systeem in Nederland. De vrees is echter dat we na vele studies naar dit thema wederom niet verder komen dan enkele pilots in een aantal vernieuwingsgezinde steden.

* Sociale ondernemingen die een substantieel aantal mensen met een arbeidsbeperking of afstand tot de arbeidsmarkt in dienst hebben of nieuwe kansen op een baan bieden, leveren een hoge maatschappelijke impact. Voor hen zou net als in België een lager btw-tarief moeten gelden, waardoor de omzet van ondernemingen als Van Hulley sterker zou kunnen groeien. Ook kan overwogen worden fiscale kortingen te introduceren voor private investeerders die risicodragend in sociale ondernemingen willen investeren.

In Nederland hebben we een achterstand op het gebied van sociaal ondernemen. Juist nu we de verzorgingsstaat aan het hervormen zijn is het belang dat overheden investeren in sociale pioniers als Jolijn Creutzberg van Van Hulley uit Groningen. Het is vooral aan sociaal-democraten met hun rijke traditie op het terrein van werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid om die achterstand in te lopen.

Bert Otten, fellow van de WBS

Uit Socialisme & Democratie, Nummer 1 februari 2015