Door op 7 februari 2016

Solidair met vluchtelingen, opvang met verstand, Carine Bloemhoff

 

 

 

 

 

 

Vanwege oorlog en geweld zoeken grote stromen vluchtelingen een veilige haven in ons land. We moeten solidair zijn, maar tegelijkertijd merken de mensen die het hardst geraakt zijn door de crisis het meest van vluchtelingen.
Maatschappelijke onrust dreigt. Het kabinet zal de komende jaren daarom meer moeten investeren in de sociale woning- en arbeidsmarkt.

Hoewel het in de media soms anders lijkt, voelen veel mensen in de samenleving zich solidair met de vluchtelingen. Dit blijkt uit de vele hulpacties die op gang komen, zoals ik wil iets doen voor een vluchteling, de slaapzakken voor Lesbos en de vele vrijwilligers die zich aanmelden bij asielzoekerscentra. Zulk maatschappelijk initiatief is bemoedigend, zeker voor sociaal-democraten. Het laat zien dat de solidariteit groot is : daarom laten vluchtelingen niet op straat zwerven en nemen we in gemeenten overal in het land onze verantwoordelijkheid om deze mensen een onderdak te bieden.
Grote afwezige in het vluchtelingendebat de afgelopen weken was echter premier Rutte. Waar Rutte onzichtbaar bleef, zocht Zijlstra juist de schijnwerpers. Uit angst voor de PVV liet de fractievoorzitter zich van zijn meest rechtse en onverzoenbare kant zien. Het belang van de VVD lijkt boven dat van het land te prevaleren – in alle opzichten een onwenselijke situatie. De kritiek dat de premier zijn rol als vader des vaderlands niet heeft opgepakt snijdt daarom hout. Hoewel laat, moet hij dit alsnog doen. Een stevige signaal van de regering is nodig om de rust te bewaren. Geweld en discriminatie dienen op geen enkele wijze getolereerd te worden.
Het zou daarnaast goed zijn als de regering ook duidelijk maakt dat Nederland oorlogsvluchtelingen opvangt, niet alleen omdat het moet, maar ook omdat Nederland mensenrechten respecteert en zijn verantwoordelijkheid neemt in het naleven van internationale verdragen, zoals het Vluchtelingenverdrag uit 1951 en het EVRM. Gelet op die verantwoordelijkheid zal Nederland zich meer kunnen inspannen voor oplossingen op internationaal en op internationaal en Europees niveau.
Tot slot moet de premier de oprechte zorgen van mensen adresseren en aangeven hoe de regering denkt de komst van vluchtelingen in goede banen te leiden. Ik pleit hier dus voor een genuanceerd betoog dat enerzijds recht doet aan mensenrechten en anderzijds aansluit bij terechte zorgen van mensen over bijvoorbeeld huisvesting, werkgelegenheid en veiligheid.

De cijfers

Op dit moment zitten 36.254 mensen in de centrale opvang, zo blijkt uit de meest recente cijfers van het COA van 28 september 2015, 46% van de vluchtelingen is afkomstig uit Syrië, 12% uit Eritrea, 8% uit Ethiopië, 5% uit Irak, 3% uit Afghanistan en 25% uit overige landen. Ter vergelijking: over de afgelopen twintig jaar kwamen de meeste vluchtelingen naar ons land in 2001 (83.801) en de minste in 2012 (14.605). In dit perspectief valt het dus mee.
Allereerst is het van belang in de discussie een onderscheid te maken tussen enerzijds politieke en oorlogsvluchtelingen en anderzijds economische migranten. De eerste groep vangen we op, de tweede niet. Dit onderscheid is essentieel voor de houdbaarheid van de verzorgingsstaat en behoud van draagvlak voor de opvang van vluchtelingen.
Dit laatste blijkt ook uit recent onderzoek van I&O Research in opdracht van de Volkskrant, waaruit naar voren komt dat 45% van de ondervraagden wil dat Nederland minder migranten opneemt, terwijl slechts een kwart het tegenovergestelde wenst. Maar als het alleen om oorlogsvluchtelingen gaat, is 42% van de ondervraagden juist voor een barmhartiger beleid en 26% tegen.
Door de versnelde 48-uursprocedure kan bovendien kan bovendien snel duidelijkheid worden gegeven: politieke en oorlogsvluchtelingen krijgen asiel, economische migranten moeten terug naar hun land van herkomst. Toch speelt dit gegeven nauwelijks een rol in de discussie. Om het draagvlak onder de bevolking te vergroten kan het dus geen kwaad om dit aan te kaarten: de mensen die hier langdurig zullen verblijven zijn economische migranten.

Draagvlak en draagkracht van de buurt

Staatssecretaris Dijkhoff deed op 28 augustus 2015 in de Volkskrant een oproep aan gemeenten om moed te tonen en opvanglocaties beschikbaar te stellen. Veel gemeenten hebben gehoor gegeven aan deze oproep om of zijn hier nog mee bezig. Hoe kunnen we dit aanpakken?
In de eerste plaats is van belang rekening te houden met de draagkracht van een wijk. In mijn eigen gemeente, Groningen is – na een unaniem aangenomen motie in de gemeenteraad – de eerste noodopvang gerealiseerd. Om draagvlak te behouden en te zorgen dat de druk op de wijken niet te groot wordt, is bewust gekozen voor een aantal kleinere opvanglocaties in plaats van één grote.
Zo is er in de noodopvanglocatie plaats voor 500 mensen en is deze gevestigd in een leegstaand kantoorgebouw in het Zuiden van de stad en niet in één van de van de kwetsbaarste wijken. Vervolgens komen er verspreid door de stad mogelijk twee asielcentra met elk een capaciteit van 500 mensen. Op die manier wentelen we de opvang niet eenzijdig op kwetsbare af en zorgen we ervoor dat er voldoende draagvlak in de stad blijft.

DRAAGVLAK IN EEN BUURT ONSTAAT DOOR TE LUISTEREN EN JE TE HOUDEN AAN AFSPRAKEN

Dan nog is het onmogelijk om iedereen tevreden te stellen. In dat opzicht is het te vergelijken met andere vormen van maatschappelijke opvang. Het is daarom cruciaal om voldoende tijd te nemen om de buurt te betrekken. Dit betekent luisteren naar de gevoelens van buurtbewoners, duidelijke afspraken maken met de buurt en periodiek overleg organiseren. In de buurtbewonersbijeenkomst in Groningen heeft burgemeester Den Oudsten veel tijd ingelast om critici ook aan het woord te laten, ook al bleek 70% van de aanwezigen voorstander was van de opvanglocatie.
Hier wreekt zich echter de tijdsduur van het COA, waarover burgemeester Schneiders van Haarlem, voorzitter van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, in onder meer Nieuwsuur zijn beklag deed. Het is noodzakelijk dat gemeenten voldoende ruimte te krijgen om de bewoners tijdig te betrekken. In Oranje ging dit behoorlijk mis. Het dorpje met 150 inwoners had al ruim een halfjaar geleden zijn verantwoordelijkheid genomen voor de huisvesting van maximaal 600 vluchtelingen in het vakantiepark Pipodorp. Dat was al een hele beslissing voor het dorp, maar door goed overleg en duidelijke afspraken ging het goed. Tot Dijkhoff dus even tussen neus en lippen kwam melden dat er diezelfde nacht nog 700 vluchtelingen onderdak zouden krijgen: weg zorgvuldig opgebouwd vertrouwen draagvlak.

Maatschappelijke onrust door gebrek aan sociale huur

Veel mensen hebben het de afgelopen jaren in Nederland heel moeilijk gehad. Gemeenten zagen zich geconfronteerd met een sterke groei van het aantal gezinnen dat gebruikmaakt van de Voedselbank. Er leven in Nederland 1,4 mln mensen van een laag inkomen. Bovendien hebben lager opgeleiden een slechtere positie op de arbeidsmarkt en werken vaker in onzekere banen.
In verschillende gemeenten zijn de wachtlijsten voor sociale huurwoningen toegenomen. Door het beleid van het kabinet is de bouw van sociale huurwoningen nagenoeg stilgezet, terwijl gemeenten nu gezamenlijk 13.806 statushouders moeten vestigen. Nu het kabinet op 12 oktober tot de bouw van sobere voorzieningen als containerwoningen besloot en vluchtelingen niet langer voorrang krijgen op de wachtlijst lijkt de druk enigszins van de ketel.
Maar schijn bedreigt. Het is voor sociaal-democraten cruciaal om kwetsbare groepen in de samenleving niet tegen elkaar uit te laten spelen. Dit vergt naast investeringen in de opvang van vluchtelingen ook een verbetering van de positie van andere kwetsbaren in onze samenleving. Anders zal de reactie “waarom zij wel, en wij niet” onvermijdelijk klinken.
Daarom zal het Rijk een ommezwaai moeten maken in het denken over de sociale huursector, zodat gemeenten en coöperaties weer ruimte krijgen om te bouwen en de wachtlijsten in de sociale huursector weg te werken. In de gemeente Groningen hebben de woningcöoperaties al in 2013 aan minister Blok de komende jaren versneld extra sociale huurwoningen te bouwen als de Verhuurdersheffing omlaag gaat. Zij wilden dit vastleggen in een prestatiecontract, maar dit bod is destijds door de minister afgewezen. Gelet op het tekort in de sociale huursector moet de regering alsnog met dit soort lokale initiatieven aan de slag gaan.

Het wensdenken van Hans de Boer

Tot slot moeten we geen valse verwachtingen scheppen over de banenkansen van hoogopgeleide Syriërs. Hans de Boer van VNO-NCW heeft het tegenover NOS over een enorm arbeidspotentieel, maar dit soort uitspraken is op twee manieren niet fair. In de eerste plaats is het oneerlijk tegenover de 604.000 Nederlanders die sinds de economische crisis (of al vele jaren daarvoor) werkloos op de bank zitten en waarvan de meeste graag weer aan de slag willen.
In de tweede plaats is het vraag of alle Syriërs wel zo hoogopgeleid zijn als men denkt en wat de waarde van een dergelijk diploma in Nederland is. Gelet op ervaringen met de integratie van asielzoekers in het verleden, is het te verwachten dat veel Syriërs in laagopgeleide functies terecht komen en zo concurreren met andere laagopgeleiden op de arbeidsmarkt. Ook de Duitse minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Andrea Nahles (SPD) verwacht dat slechts een tiende van de Syrische vluchtelingen direct aan de slag kan in Duitsland.
Als de internationale gemeenschap over vijf jaar geen veilige situatie in Syrië heeft gecreëerd, zullen Syriërs hier op basis van de vreemdelingenwet een permanente verblijfsvergunning krijgen. Uitgaande van dit scenario, kunnen gemeenten en het kabinet niet stil bzitten, maar zich beter actief inspannen om mensen om te scholen, te investeren in werkgelegenheid voor de onderkant van de arbeidsmarkt en via landelijke wetgeving te zorgen dat de bestaanszekerheid van laagopgeleiden toeneemt.
Om het draagvlak in Nederland te versterken is het van belang om duidelijk te communiceren dat het gaat om de opvang van oorlogsvluchtelingen en dat gemeenten genoeg tijd krijgen om de opvang te realiseren. Gemeenten doen er goed aan de opvang kleinschalig te organiseren en rekening te houden met de draagvlak in een wijk, creatieve oplossingen te verzinnen voor de vestiging van statushouders en samen met het maatschappelijke middenveld te zorgen dat vluchtelingen snel kunnen participeren in de samenleving.
Ook dan is het een illusie om te denken dat de maatschappelijke onrust verdwijnt. Om die onvrede zo goed mogelijk te bestrijden zullen ook andere kwetsbare groepen erop vooruit moeten moeten gaan. Dat betekent vooral meer sociale huurwoningen bouwen en de positie van laagopgeleiden op de arbeidsmarkt te verbeteren.

Carine Bloemhoff, Fractievoorzitter PvdA Groningen, juridisch adviseur & onderzoeker Pro Facto

Uit Socialisme en Democratie, Jaargang 72 Nummer 5 November 2015

carine_bloemhoff_-_solidair_met_vluchtelingen_opvangen_met_verstand