Door op 20 september 2016

Turkije: niet wegkijken maar confronteren, Marit Maij

 

 

 

 

 

 

Erdogan lapt de liberale democratische rechtsstaat aan steeds meer aan zijn laars, constateerde Joost Lagendijk in S&D 2015/6 al. Sindsdien is de situatie alleen maar verslechterd: net als vele andere journalisten werd columniste Ebru Umar opgepakt, terwijl Turkse parlementariërs hun onschendbaarheid verloren. Toch zullen we moeten blijven praten: voor de vluchtelingen, de Turken die wél verandering willen en niet te vergeten onszelf.

De rechtstaat in Turkije staat enorm onder druk. Steeds vaker pakt het regime journalisten en columnisten op, ook Nederlandse, en vervolgt leden van de oppositie stelselmatig. Zelfcensuur is in Turkije aan de orde-van-de-dag. Het afglijden van een democratisch naar een autocratisch regime wordt in het Engels goed verwoord: van rule of law naar rule by law. Wanneer we spreken over rule of law staat de wet in dienst van de samenleving als geheel. De wet beschermt de bevolking tegen de stapasten en het eigenbelang van de regerende klasse. Als de bevolking zich niet meer mag uitten en journalisten niet meer kritisch kunnen zijn, is de liberale democratische rechtsstaat in het geding en spreken we van rule by law: de wet staat in dienst van de heersende klasse. Turkije glijdt steeds verder af richting rule by law en wordt zo meer en meer een autoritaire staat.
Met de propagandamachine van de nationale media op volle toeren is de steun voor Erdogan onverminderd hoog. De Turkse regering lijkt in dat opzicht op de Russische regering, die er ook alles aan doet om de sterke man in het zadel te houden. Poetin en Erdogan zijn allebei sterke mannen, die zich graag bedienen van stevig, compromis taalgebruik. En ze doen zich voor als democraten, maar streven feitelijk naar autoritaire macht en proberen die kostte wat kost vast te houden.
Waar de vergelijking mank loopt is op het punt van het succes. De Russische economie zit al jaren in het slop en economen schatten dat 70% van die economie gerelateerd is aan energie. Zolang er nog olieroebels binnenstromen kunnen er pensioenen en salarissen worden uitgekeerd, maar er heeft geen enkele transformatie of modernisering van de economie plaatsgehad.
Erdogan heeft Turkije economie wel degelijk hervormd en een slinger gegeven. Vele Turken zijn onder zijn economische beleid toegetreden tot de middenklasse. Vanwege die verdienste steunen velen in Turkije hem. Dat hij mede daardoor de verkiezingen elke keer weer met grote overmacht wint, betekent echter allerminst dat hij er democratisch goed op staat.
Verkiezingen dienen namelijk het sluitstuk van de democratische rechtsorde te zijn. Om tot een echte democratie te komen is een open debat vereist. Juist nu de vrijheid van meningsuiting steeds verder wordt beperkt en iedereen die kritiek uit op Erdogan het risico loopt aangeklaagd te worden, ontbreekt die dialoog grotendeels. Met de ophanden zijnde vervolging van leden van met name de Koerdische oppositie wegens ’terrorisme’ wordt het voor de sociaal-democratische HDP steeds lastiger om aan de politiek en het bestuur deel te nemen. Voor een gezonde democratie is het essentieel om een verscheidenheid aan ideeën en een pluriform partijstelsel te hebben, waar ook minderheden zich in kunnen herkennen.

Bemoeienis bittere noodzaak

Ons niet meer uitspreken over de schendingen van de Mensenrechten, omdat Erdogan nu eenmaal ‘democratisch’ gekozen is, gaat niet op. Natuurlijk was er de arrestatie van Ebru Umar. De verontwaardiging daarover is terecht. Hoewel ik het zelden met haar eens ben, heeft ze het volste recht om te zeggen wat ze vindt. Ook in Turkije, dat immers beweert zich aan de universele Mensenrechten, zoals vrijheid van meningsuiting te houden.
Nu kwam Umar uiteindelijk vrij dankzij de stille onderhandelingen van diplomaten in Ankara en druk van het kabinet. Dat deze methode van stille diplomatie in dit geval het verstandigste was, betekent uiteraard niet dat we als Nederland of Europese Unie geen openlijke kritiek op de achteruitgang van de Turkse rechtsstaat kunnen leveren.
We hebben een verplichting jegens de Turkse bevolking. De regering mag dan afglijden naar een autoritair regime, er zijn nog veel tientallen miljoenen Turken die niet op de AK-partij van Erdogan gestemd hebben. Zij willen juist wel vooruit naar een progressief en democratisch Turkije. We moeten de Turkse regering daarom blijven aanspreken op haar handelen. En juist het feit dat we samenwerken met Turkije betekent dat we Erdogan met meer gezag kunnen aanspreken en dat Europa invloed kan hebben.

TURKIJE NU LINKS LATEN LIGGEN HELPT DE VLUCHTELINGEN NIET, ONS NIET EN DE TURKEN NIET

Zo is Turkije lid van de Raad van Europa en heeft het land het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) geratificeerd. Dit verdrag waarborgt de politieke en burgerlijke vrijheden van de onderdanen. De Turkse aanpak van journalisten en Koerdische parlementariërs vormt een schending van het EVRM. In de Raad van Europa moet het land daar verantwoording over afleggen.
Nog veel belangrijker is het feit dat Turkije lid wil worden van de Europese Unie. Om lid te kunnen worden moet een land de gezamenlijke Europese wetgeving overnemen. Het acquis is opgedeeld in 34 hoofdstukken plus een nummer 35 voor specifieke, aan een land gerelateerde zaken. Voorop staan hoofdstuk 23 op het gebied van Justitie en Grondrechten, en hoofdstuk 24 over recht, vrijheid en veiligheid.
En juist over deze hoofdstukken spreken we niet met Turkije. Een kapitale fout. Van september 2014 tot oktober 2015 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in 92 gevallen geconstateerd dat Turkije het EVRM heeft geschonden. Al deze schendingen lagen op het terrein van hoofdstukken 23 en 24. Om een geloofwaardig en niet-vrijblijvend gesprek te hebben met de Turkse overheid, moet de EU aan de slag met gesprekken over wijziging en implementatie van wetgeving door de Turkse overheid op de terreinen van Justitie, Grondrechten en vrijheden.

Wegkijken heeft geen zin

Samenwerking met Turkije is gewoonnoodzakelijk. Wegkijken en de handen in onschuld wassen is zeker niet in ons eigen belang. Turkije ligt aan de rand van Europa, op de grens van een imploderende Syrië en Irak. Een instabiel Turkije of zelfs een Turkije in burgeroorlog is niet goed voor de mensen die daar wonen en zal bovendien een negatief effect hebben op Europa.
Nu al zijn tienduizenden mensen in Turkije door gevechten tussen de veiligheidsdiensten en de PKK van huis en haard verdreven. Daarnaast leven 2,5 á 3 miljoen Syrische vluchtelingen en nog enkele honderdduizenden vluchtelingen uit andere landen in Turkije. Afgezien van de migratieafspraken helpt die vluchtelingen zeker niet. Dan komt er immers geen € 6 mrd. voor de opvang, zijn er geen afspraken meer met Turkije over het respecteren van Vluchtelingenverdragen en hebben de smokkelaars weer vrij spel.
Zoals gezegd hebben we wel een stok achter de deur. Als Turkije echt zo graag lid wil worden van de EU, zal het stappen moeten zetten richting een democratische rechtsstaat. Daarvoor moeten we het gesprek over de hoofdstukken 23 en 24 vandaag nog aangaan. Niet als beloning voor Turkije, maar om te starten met de inhoudelijke dialoog en om harde afspraken te maken.
Alleen harde eisen op tafel leggen voor de transformatie naar een democratische rechtsstaat, is naïef als je er vervolgens niets mee doet, En dat is precies wat er nu gebeurt. We praten erover en kijken ernaar, terwijl Turkije zich verder afkeert van de democratische rechtsstaat. Afspraken zonder een scherp kader zijn vrijblijvend en boterzacht.
Hierbij is het van belang om Erdogan met tact te benaderen. Niet met superioriteit, want dat zal worden weggelachen: de zieke Europese economie gaat het dynamische Turkije vertellen wat het moet doen. Ook geen naïef gesprek. Als we het nog eens vriendelijk vragen zal de behandeling van journalisten of van parlementariërs met een Koerdische achtergrond echt niet veranderen. Vrijblijvend en boterzacht werkt niet bij sterke mannen. Die bezigen ferme taal, en vraagt om een beleefd doch ferm antwoord.

Marit Maij, Tweede Kamerlid voor de PvdA

Uit Socialisme en Democratie Jaargang 73 Nummer 3 Juni 2016

marit_maij_-_turkije_-_niet_wegkijken_maar_confronteren1