Door op 5 april 2014

Zijn het de immigranten of de werkgevers? Leo Lucassen

Onze eigen laagopgeleide arbeidskrachten worden verdrongen door Oost-Europese immigranten, waarschuwde Lodewijk Asscher deze zomer (2013) in een opiniestuk dat hij schreef samen met de Britse publicist David Goodhart. Leo Lucassen zou liever focussen op de malafide werkgevers die via schijnconstructies deze Oost-Europeanen inhuren. 

Op zaterdag 17 juli 2013 publiceerde de Volkskrant een opiniestuk onder de kop ‘Code oranje voor vrij werkverkeer binnen de EU’ van de hand van minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher en de Britse publicist David Goodhart, die eerder die eerder in 2013 het boek The Dream: Successes and Failures of Post-war Immigration  het licht deed zien. Een dag later verscheen de Engelse versie van hun stuk onder de titel ‘So much migration puts Europe’s dykes in danger of bursing’ in het dagblad The Independent.
In hun bijdrage wijzen de auteurs op de negatieven gevolgen van de vrije migratie van arbeiders binnen de EU. Hoewel zij ook spreken over de uitbuiting van Oost-Europese arbeiders door ‘gewetenloze werkgevers’, is duidelijk dat zij zich vooral zorgen maken over de negatieve effecten voor lager opgeleide autochtonen. Met name Polen, Roemenen en Bulgaren zouden bereid zijn voor zulke lage lonen te werken dat er verdringing optreedt op de arbeidsmarkt. En dat leidt dan weer tot begrijpelijke klachten van ‘onze zwakste burgers’, die het door die oneerlijke concurrentie zouden afleggen tegen ‘mensen van elders’.
Helaas wordt het stuk op dit cruciale punt nergens concreet. En dat is opmerkelijk gezien de gekozen apocalyptische metaforen van doorbrekende dijken en water dat ons an de lippen staat. Als zo hoog wordt ingezet, mag je als lezer toch enige onderbouwing verwachten. Afgezien van chauffeurs in het vrachtvervoer zijn er namelijk nauwelijks bewijzen van substantiële verdringing op de arbeidsmarkt, iets wat Asscher ook min of meer toegaf hij tijdens een Europese migratietop op 9 september 2013 aankondigde onderzoek te gaan doen naar mogelijke verdringing van Nederlanders.
De meeste Oost-Europeanen vervullen banen in de land- en tuinbouw, slachthuizen en andere als onaantrekkelijk beschouwde sectoren, waarvoor al jaren nauwelijks een Nederlander te krijgen is, ook niet na intensieve campagnes. Het meest recente voorbeeld zijn de vergeefse poging van de gemeentes Rotterdam, Den Haag en Delft in maart 2012. Die stuurden bussen vol met bijstandsgerechtigden naar het Westland met als doel hen in contact te brengen met werkgevers en ze zo aan een baan te helpen. In juli bleken zegge en schrijve 26 Rotterdamse bijstandsgerechtigden aan het werk. Daartegenover staan tienduizenden Oost-Europeanen die wel bereid zijn lange dagen te maken in het Westland, Noord-Limburg en de bollenstreek, en die daarmee deze en andere sectoren uit de brand helpen en en passant de Nederlandse export op peil houden. Niet onbelangrijk als het om de werkgelegenheid gaat.

Het eigenlijke probleem: onderbetaling en schijnconstructies
Asscher en Goodhart mogen er dan niet in slagen aan te tonen dat verdringing werkelijk een probleem is, dat weerhoudt hen er niet van met verve een oplossing te presenteren.: het vrije verkeer binnen Europa dient aan banden te worden gelegd, en dat moet Brussel doen. Echter, zoals de Nijmeegse rechtssocioloog Cees Groenendijk terecht constateerde, het echte probleem is niet de tekortschietende Europese regelgeving, maar onderbetaling en schijnconstructies waarmee werkgevers migranten uitbuiten, En de handhaving daarvan is primair de taak van de nationale overheid, van Asscher zelf dus. Verder worden die schijnconstructies, zo betoogde GroenLinks Europarlementariër Marije Cornelissen in de Volkskrant, juist in de hand gewerkt door het inperken van het vrijeverkeer van werknemers (met name van Roemenen en Bulgaren). Die komen toch wel, alleen nu als (schijn)zelfstandige. Niet het vrije verkeer van mensen, maar van diensten is het kernprobleem, omdat de wetgeving zelfstandigen geen minimumloon en andere sociale rechten garandeert. Maar daar wil coalitiepartner VVD weer niet aan tornen.
In plaats van hun pijlen op de werkgevers te richten, toch niet onlogisch voor sociaal-democraten, kiezen Asscher en Goodhart de migranten als doelwit. Zoals Friedrich Engels in 1845, de Ierse arbeiders in Machester ervan beschuldigde onderkruipers en stakingsbrekers te zijn, staan nu de Oost-Europeanen in het beklaagdenbankje. Zij zijn het tegen wie de arme oplaagopgeleide autochtonen beschermd dient te worden. Want als de laaggeschoolde autochtone arbeiders worden overspoeld, terwijl de hogere opgeleiden zich veilig terugtrekken op hun terpen, is het gevolg ressentiment en vreemdelingenhaat, en uiteindelijk stemmen voor populistische partijen als de PVV en de SP en in Engeland de UKIP en de BNP. En zelfs  ‘al zijn dergelijke klachten (van allochtonen arbeiders, LL), dikwijls overdreven, dan moeten we ze toch serieus nemen’, zo schrijven Asscher en Goodhart, ‘anders vergiftigen ze de sfeer en wakkeren ze vreemdelingenhaat aan’.
Asscher en Goodhart (en Friedrich Engels voor hen) maken hier de klassieke denkfout door te stellen dat het serieus nemen van onvrede over arbeidsmigranten automatisch betekent dat je in dat sentiment mee moet gaan, in plaats van dat je moet uitleggen wat er echt aan de hand is. Bijvoorbeeld door erop te wijzen dat niet de migranten het probleem zijn, maar malafide werkgevers en tekortschietende Nederlandse (en niet zozeer Europese) wetgeving. In plaatst zeggen zij met zoveel woorden dat vreemdelingenhaat (of die nu is gebaseerd op werkelijke verdringing of niet) wordt veroorzaakt door immigratie en dat die onvrede vanzelf afneemt als je de migratie beperkt.

The British Dream
Dit brengt me bij het boek van David Goodhart over de naoorlogse immigratie naar Engeland The British Dream. Een boek dat Asscher heeft omarmd, zoals onder meer bleek uit een gesprek dat de twee hadden in de Balie op 13 mei 2013. Kern van Goodharts vlot geschreven naar ook eclectische betoog is dat de grootschalige naoorlogse immigratie in het Verenigd Koninkrijk (uit Zuid-Azië en de Caraïben en meer recentelijk uit Oost-Europa) veel meer negatieve effecten heeft dan met name politici en de elite willen toegeven.
Net als Paul Scheffer en net als Martin Bosma van de PVV schetst Goodhart een beeld van elitaire, kosmopolitische ‘immigrationist’ die tegen de wil van het gewone volk, de sluizen vanaf de jaren vijftig wagenwijd open hebben gezet en zo de sociale cohesie van de samenleving hebben ondermijnd en de autochtone arbeider aan zijn lot hebben overgelaten. Volgens Goodhart is het meest recente voorbeeld van die veel te lakse opstelling de liberalisatie van de van de immigratie in 1997 onder Blair, die heeft geleid tot een aanwas van zo’n vier miljoen nieuwkomers. Als gevolg daarvan zou de door de koloniale immigratie toch al fragiele sociale cohesie en onderlinge solidariteit nog verder zijn ondermijnd.
Die problemen zijn volgens Goodhart nog verergerd door een dominante, door links gepropageerde multiculturele ideologie die de etnische verschillen juist heeft vergroot en de lijm die de Britse samenleving al eeuwen bij elkaar houdt deels heeft doen oplossen. Om het tij te keren en een populistische backclash zoals in Nederland te voorkomen, dient volgens Goodhart de immigratie rigoureus te worden afgeremd en moet er meer worden geïnvesteerd in het creëren van een nieuw ‘wij’, middels een gematigd nationalisme.
Goodhart is door menigeen als reactionair en racist weggezet. Maar het feit dat hij een dat hij een hekel heeft aan ‘immigrationist’, de progressieve elite die volgens hem een opengenzenbeleid propageert en multiculturalisme hoog in het vaandel voert, maakt hem nog geen racist. Velen, onder wie ondergetekende, zullen het met hem eens zijn dat de multiculturele ideologie op een aantal punten is doorgeschoten en dat die de etnische tegenstellingen eerder heeft vergroot dan verkleind. En weinigen zullen het met hem eens zijn met de stelling dat migratie volledig vrij zou moeten zijn. Degenen die dat standpunt aanhangen zijn, vormen in Engeland en elders een kleine minderheid.
Maar Goodhart gebruikt stroppoppen om zijn gelijk te halen. Hij ziet gemakshalve over het hoofd – net als in Nederland – voorstanders van immigratie en multiculturaliteit in de naoorlogse periode net zozeer in conservatieve kring gezocht dienen te worden en dat van een links complot geen sprake is.

IN ENGELAND IS GOODHART ALS REACTIONAIR EN RACIST WEGGEZET

Dat werd het best zichtbaar bij de onverwacht omvangrijke koloniale migratie vanaf het einde van de jaren veertig naar Engeland vanuit India, Pakistan en Jamaica (‘The Great Arrival’). De toen regerende conservatieven waren daar niet echt blij mee, maar verdedigen tot begin jaren zestig naar buiten toe het recht van deze rijksgenoten om zich in het moederland te vestigen.
Binnen de Tories bestond bovendien een aanzienlijke factie die tegen een beperking van de immigratie was, aangezien dat verraad zou zijn aan het imperiale ideaal en het daarmee samenhangende internationaal prestige. En ook op het punt van het multiculturalisme liet rechts zich ook niet onbetuigd. Zo ontwikkelde zich in de jaren vijftig en zestig een ‘conservatief pluralisme’, op grond waarvan in 1967 conservatieve politici rechtvaardigen dat Sikhs als ambtenaar hun tulband in het openbaar konden dragen.
In het licht van zijn opiniestuk met Asscher is het niet verwonderlijk dat Goodhart verderop in het boek de grootschalige immigratie sinds de jaren negentig (‘The Second Great Arrival’), vooral bestaand uit relatief hoogopgeleide Oost-Europeanen, als negatief beoordeelt. Niet voor de economie als zodanig, want die draaide tot voor kort op volle toeren, maar voor de Britse arbeiders aan de onderkant van de samenleving. Hoewel Goodhart terecht aandacht vraagt voor de zorgwekkende situatie van de blanke Engelse onderklasse, maakt hij nergens aannemelijk dat hun benarde positie het gevolg is van verdringing door immigranten. Het gaat hier om een veel ingewikkelder sociaal en cultureel proces dat zich ook zonder immigratie zou hebben voorgedaan en samenhangt met de ineenstorting van de mijnbouw, de verplaatsing van economische liberalisering van de samenleving. Dit probleem van wat Van Doorn ooit zo treffend de ‘proletarische achterhoede’ noemde, vrij naar Marx en Engels ‘Lumpenproletariaat’ is bovendien helemaal niet zo nieuw als Goodhart doet voorkomen en vormt een rode draad door de sociale geschiedenis van Europa van de afgelopen eeuwen.
Over de integratie van de eerste grote golf immigranten die uit de koloniën, is Goodhart evenmin erg positief. De Caribische immigranten noemt hij een ’tragedie’ en hij wordt niet moe te wijzen op de integratieproblemen (werkloosheid, segregatie, de houding jegens vrouwen) van islamitische migranten met een plattelandsachtergrond, zoals een groot deel van de Pakistanen, Bangladeshi en Somaliërs. Hij maakt zich zorgen over islamitisch fundamentalisme (denk aan de terroristische aanslagen in Londen op 7 juli 2005) en pleit daarom voor het terugdringen van de stroom van vooral laagopgeleide immigranten uit Azië en Afrika.
Goodhart heeft overigens wel oog voor de soms bovenmatige goede prestaties van bijvoorbeeld Indiërs en nieuwkomers uit Oost-Afrika. en in dit opzicht is zijn boek gebalanceerd. Zo geeft hij een goede samenvatting van de positie van migranten op school en op de arbeidsmarkt en laat hij zien dat veel kinderen van Indiërs en Pakistanen hoger onderwijs volgen. Hij benadrukt dat bijna alle kinderen van migranten taalachterstand inhalen en dat een flink aantal van hen het beter doet op school dan het gemiddelde blanke kind.

ASSCHER MOET OPKOMEN VOOR ALLE ARBEIDERS, NIET ALLEEN VOOR DE NEDERLANDSE

Hierna volgt een somberder overzicht van segregatiepatronen en benadrukt hij de cultureel bepaalde neiging van veel groepen zoals Pakistanen en Somaliërs, om zich af te zonderen van de samenleving. Die weigering echt te mengen en te integreren vindt Goodhart het meest problematisch, omdat er zo geen ‘nieuw wij’ kan groeien en de Britse samenleving haar homogeniteit verliest. En daarvan zijn vooral de lager geschoolde autochtonen het slachtoffer. Zijn bewijsvoering op dit punt is echter erg anekdotisch en partieel. Zelfs op grond van het materiaal in zijn eigen boek zou je tot een heel andere conclusie kunnen komen. Bijvoorbeeld de opmerkelijk snelle acceptatie van gekleurde burgers en het daarmee samenhangende zeer hoge percentage Caribische migranten (meer dan 50%) dat met blanke Engelse trouwt. Een fenomeen dat niemand in de jaren zestig (toen je nog tienduizenden mensen op de been kreeg met een demonstratie ’to keep Britain white’) voor mogelijk had gehouden.
Wat Goodhart echt dwars lijkt te zitten is het verlies van het Engeland van zijn jeugd. Zo beschrijft hij de opening van een moskee van de Ahmadi’s in de Londense buitenwerk Merton, die nu de buurt domineert. Op de plek van deze moskee stond ooit de Express Dairies bottling plant:’…..which provided a few hundred skilled and semi-skilled manual jobs for local people and, of course, lots of milk bottles – an icon of an earlier more homogenised age. The large, traditional pub that used to be just up the road from the mosque has also gone and been converted into a Sunni Islamic cultural centre’.
Je hoeft geen literatuurwetenschap te hebben gestudeerd, om er de – nauwelijks verborgen – boodschap uit te halen: het goede oude Engeland, met de melkflessen op de stoep en nijvere arbeiders in de fabriek, en daarna in de kroeg, is veranderd in een enigszins unheimische, door islamieten gedomineerde samenleving waarvan de eigen ooit zo trotse arbeidersklasse is gemarginaliseerd en vervreemd.
Daarbij suggererend dat die arbeiders zonder immigratie veel beter af geweest zouden zijn.

Asschers integratiebrief
In het gezamenlijke opinieartikel van Asscher en Goodhart klinkt – niet toevallig – met name die laatste boodschap helder door. Zo schrijven zij dat er’….nog steeds sprake (is) van een zekere verdringing en concurrentie die als oneerlijk wordt beschouwd, zeker wanneer de werkloosheid hoog is. Onze zwakste burgers leggen het op de arbeidsmarkt af tegen bekwamere (sic) mensen van elders. We moeten er dan ook over nadenken hoe we de arbeidsmarktpositie van deze kwetsbare groepen kunnen beschermen zonder het principe van niet-discrimineren geweld aan te doen.’
Veel meer dan de uitbuiting van buitenlandse arbeiders lijken zij het al dan niet begrijpelijke onbehagen van autochtonen als leidraad te nemen. Overigens is Asscher in dit opzicht consistent, want ook in zijn integratiebrief uit februari 2013 legde hij de bal vooral bij de nieuwkomers. Pas als zij de door Nederlanders ‘gedeelde kernwaarden’ verinnerlijken, bijvoorbeeld door een handtekening te zetten onder een participatiecontract krijgen ze die medaille die bij ‘ons’ allang in de kast hangt. Een wij-zij denken dat voorbij gaat aan het feit dat er miljoenen Nederlanders zijn die het niet zo nauw nemen met die kernwaarden (van bankiers tot zwartrijders in de metro) of deze in het geheel niet delen. Zonder te ontkennen dat er problematische culturele verschillen zijn tussen sommige groepen immigranten en het merendeel van de in Nederland woonachtige bevolking, zou je zeker van sociaal-democraten mogen verwachten dat zij niet meegaan in gemakkelijke en misleidende etnocentrische tegenstellingen.
In plaats van mee te huilen met de populistische wolven in het bos, zou men er beter aan doen dichter bij de sociaaleconomische wortels te blijven. Asscher lijkt daar inmiddels wel gehoor aan te geven. Zo kondigde hij op de top over Europese integratie op 9 september 2013 aan dat hij afspraken heeft gemaakt met de supermarktbranche en LTO Nederland om misstanden tegen te gaan. Het is daarbij wel de vraag of werkgevers alleen aanspreken ‘goed werkgeverschap’, bijvoorbeeld door erop aan te dringen geen zaken te doen met malafide uitzendbureaus, voldoende is. Op een ondubbelzinnige opstelling, die de vinger op de echte wond legt en die opkomt voor arbeiders van welke nationaliteit dan ook, is het voorlopig nog wachten.

Leo Lucassen, Hoogleraar Sociale Geschiedenis Universiteit Leiden
Uit S&D nummer 5 oktober 2013

zijn_het_de_immigranten_of_de_werkgevers (1) Leo Lucassen

Lees via onderstaande link het artikel van Asscher en Goodhart.
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/3493574/2013/08/17/Code-Oranje-voor-vrij-werkverkeer-binnen-EU.dhtml